Engels | Nederlands
Over de evenaar
Ketembe (Indonesie) naar Kalianda (Indonesie), 22-Jun-08 / 11-Jul-08
Nadat de darmen van Ivonne weer op orde zijn is het de hoogste tijd om verder te reizen, na ruim tien dagen in Ketembe te zijn geweest. We laten met pijn in ons hart de Orang Oetans achter ons en reizen in een lange busdag van twaalf uur naar het vulkanische Toba meer (Danau Toba). Dit wordt voorlopig de laatste bestemming op Sumatra waar we lekker tot rust kunnen komen en van enige luxe kunnen genieten. We kijken namelijk enigszins op tegen de tijd die komen gaat, een tijd op Sumatra die gekenmerkt gaat worden door lange, zeer lange, busdagen.

Het Toba meer is het grootste meer van Zuidoost Azië en ongetwijfeld het mooiste meer van Sumatra. In het meer ligt het schiereiland Samosir waarop ook de faciliteiten voor de reizigers zich bevinden. Enkele decennia geleden was het Toba meer een toeristische trekpleister van jewelste, maar de laatste jaren is het toerisme volledig ingestort. Het is triest om te zien dat vele prachtige hotels leegstaan en de lokale mensen moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. Wat precies de oorzaak is van het wegvallen van het toerisme is niet helemaal duidelijk. Wel hebben we van lokale ondernemers vernomen dat ze veel last hebben van de strengere visumregels voor buitenlanders, en van de naweeën van de bomaanslagen op Bali in 2002 en 2005. Het feit dat er weinig toeristen komen heeft echter ook zijn voordelen voor de reizigers. Het massatoerisme is verdwenen en door het enorme aanbod van kamers kun je voor heel weinig geld een prachtige kamer krijgen in een prima hotel. Eigenlijk is het nu weer de tijd om naar het Toba meer af te reizen, voordat de massa de plek weet te hervinden. We zijn uiteindelijk drie dagen bij het Toba meer gebleven, mede ook vanwege het feit dat we enorm opzien tegen de komende busrit, de zeventien uur durende rit naar Bukittinggi. En erger nog, dit stuk kan alleen per nachtbus worden afgelegd. En daar hebben we al helemaal geen zin in. Maar goed, na een paar dagen de moed bij elkaar te hebben verzameld, zijn we toch maar in de bus gestapt op weg naar Bukittinggi (Lees het verhaal hier).

De prachtige Rafflesia bloem nabij Bukittinggi
 

Bukittinggi is de eerste plaats op het zuidelijke halfrond, die we tijdens deze reis aandoen. Op de plaats waar we de evenaar met de bus kruisen staat een klein monument om de locatie exact te markeren. Bukittinggi is een middelgroot provinciestadje met voor ons één belangrijke bezienswaardigheid, namelijk de Rafflesia bloem. De Rafflesia is een parasitaire bloem die op een wortel van een speciale boom groeit en die qua doorsnede de grootste bloem ter wereld is. De bloem is redelijk zeldzaam en daardoor moeilijk te zien. Het duurt maanden en maanden voordat de knop zich tot de bloem heeft ontwikkeld, en als hij eenmaal in bloei staat, duurt het slechts een week voordat hij begint te verrotten. Gelukkig staat er een Rafflesia in bloei in de omgeving van Bukittinggi, waardoor we dus niet voor niets naar deze plaats zijn afgereisd.

Na enkele dagen te zijn verbleven in Bukittinggi zijn we verder zuidwaarts gereisd naar het dorpje Kersik Tua. Kersik Tua ligt aan de voet van de prachtige Kerinci Vulkaan. Sumatra heeft vele vulkanen die je kunt beklimmen, maar onze keuze is uiteindelijk gevallen op de Kerinci. Naast het feit dat deze vulkaan met 3805 meter de hoogste vulkaan van Sumatra is, ligt hij ook nog eens in het Kerinci Nationale Park. Dit park staat bekend om zijn uitgestrekte oerwouden, die elk jaar helaas gedeeltelijk slachtoffer worden van de nog steeds voortdurende ontbossing. Uiteindelijk hebben we met heel veel moeite de vulkaan beklommen, maar het was typisch zo’n voorbeeld van eens, maar nooit meer (zie ook de fotopresentatie en het artikel over Kerinci NP). Daarna hebben we weer een dag in de bus moeten besteden om weer op de Trans Sumatra Highway uit te komen. Dit is de belangrijkste weg van Sumatra, die helemaal van de noordelijke stad Banda Aceh naar het zuidelijkste puntje van Sumatra loopt. We hebben vervolgens een dag vastgezeten in het kleine stadje Bangko. Alle bussen waren voor de dag erop volgeboekt zodat we extra lang hebben kunnen genieten van het leven in een provinciestadje als Bangko. Veel buitenlanders komen er niet, waardoor je voor veel lokale mensen een bijzondere attractie bent. Die extra dag hadden we uiteindelijk ook wel nodig om onszelf voor te bereiden op de volgende lange nachtbus naar Banda Lampung. We hadden in eerste instantie in gedachte om deze route in twee etappes af te leggen, maar omdat het soms moeilijk kan zijn om in de kleinere tussenliggende plaatsen bustickets te kopen voor de volgende dag, hebben we maar besloten om nogmaals een lange nachtbus te pakken. De laatste hebben we afgesproken. Althans voorlopig. Op een zondagmiddag om 14.00 uur vertrekken we uiteindelijk vanuit Bangko voor de 21-uur durende rit naar Banda Lampung. We kijken wel enigszins uit naar deze grotere stad omdat we hebben vernomen dat je er tegen heel redelijke bedragen middenklasse hotels kunt vinden. En daar hebben we zin in.

Vier mensen op een motor is nog steeds niet het maximum
 

Na aankomst in Banda Lampung checken we in, in het Andalas hotel en genieten we van de warme douche, het goede bed, een simpel ontbijtbuffet en de Pizza Hut die even verderop ligt. We trakteren ons zelf zelfs op een lunch bij de McDonald’s. Heerlijk om af en toe te genieten van deze simpele westerse ‘luxe’. Het eten is ons namelijk in Sumatra enigszins tegengevallen. Uiteraard zullen er goede restaurants zijn waar je culinaire hoogstandjes kunt krijgen, maar als je aangewezen bent op de kleine restaurantjes waar ook de lokale mensen eten, is de keuze beperkt. Als je geluk hebt kun je een Nasi Goreng Special krijgen of een noedel soep, maar met een beetje pech is de keuze beperkt tot witte rijst met een droge kippenpoot of vismoot vol graatjes. Met andere woorden, voedsel waarmee je een westerse maag moeilijk gevuld krijgt. Voor het gemak tellen we de curry met gekookte beenhuid van de koe maar niet mee. Die overwegen we toch niet, ook al is de keuze beperkt. Van de Javaanse keuken hebben we goede verhalen gehoord. Daar kijken we dan ook naar uit. Dan kunnen we er eindelijk weer eens een paar kilootjes bij eten. En dat we die kilootjes er pas in Java bij krijgen is wellicht ons grote geluk geweest in het nationale park Way Kambas, gelegen nabij Banda Lampung. De wilde tijger waarmee we daar oog in oog hebben gestaan, heeft wellicht zijn tanden niet in onze skeletten willen zetten (lees het hele verhaal hier). Dus bij deze: Sumatraanse keuken bedankt!!

 

<Vorige weblog>
Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us