Engels | Nederlands
Door het oog van de tijger gekropen
Banda Lampung (Indonesia), 10 juli 2008

Het nationale park Way Kambas, op het zuidelijkste puntje van Sumatra, stond hoog op ons verlanglijstje voor wat betreft de bezienswaardigheden van Sumatra. Het park is vooral bekend om de vele soorten vogels die je er kunt zien, waaronder de met uitsterven bedreigde Storm’s Stork en de White-winged Duck. Om die reden zijn we dan ook afgereisd naar Way Kambas. Wat we toen nog niet wisten was dat het allemaal anders zou lopen dan verwacht. Het werd één van de spannendste dagen op onze reis tot nu toe.

De dag begon ’s morgens vroeg op het busstation van Banda Lampung. Vandaag staat er gelukkig maar een korte busrit op het programma. Om het nationale Park Way Kambas te bereiken nemen we in eerste instantie de bus naar het dorpje Way Jepara, op twee en een half uur rijden van Banda Lampung. De busrit verloopt soepeltjes, ondanks de waardeloze kwaliteit van de busstoelen. Op deze rit van twee en een half uur hebben we meer rugpijn opgelopen dan in alle vorige bus-uren in Sumatra bij elkaar, en dat zijn er meer dan tachtig. In Way Jepara gaan we op zoek naar een ‘opelet’ (soort lokaal buurtbusje), die ons verder kan brengen naar het dorpje Rajabasalama, tien kilometer verderop. In Rajabasalama is het kantoor van het nationale park gevestigd, waar je alle papieren moet regelen. Zo hebben we onder andere een aanbevelingsbrief nodig om toegang te kunnen krijgen tot het park. Dat klinkt allemaal moeilijker dan het is. In wezen is het zelfs heel simpel. Je betaalt gewoon het bedrag wat ze vragen, en vervolgens worden alle papieren geregeld. Het is overigens hilarisch om te zien hoeveel mensen er betrokken kunnen zijn bij het afhandelen van het papierwerk voor twee bleekscheten. Ook nu denken we weer: ‘arbeid moet in dit land wel heel erg goedkoop zijn als je zoveel mensen onzinnig werk kunt geven’. Maar goed, het heeft ook zijn voordelen. Aangezien een aantal mensen toch niets te doen heeft, nemen ze ruim de tijd om transport voor ons te regelen naar Way Kanan, een boswachterpost diep in het nationale park. Daar willen we namelijk een paar dagen verblijven omdat het de beste plek schijnt te zijn om veel vogels te zien. Edwin springt achterop de motor bij één van de nationale park medewerkers en scheurt het dorp in op zoek naar twee ‘ojeks’. Ojeks zijn mannen met motoren die zichzelf als taxi verhuren. Een motortaxi dus. Ruim een kwartier later is Edwin weer terug bij het kantoor van het nationale park, samen met twee motortaxi’s, en heeft Ivonne de papierwinkel inmiddels afgerond. We kunnen op weg naar het nationale park.

Inspecteren van een infrarood camera voor het spotten van tijgers
 

We klimmen allebei achter op een motortaxi en scheuren vervolgens richting het nationale park. Way Kambas is een nationaal park dat voorheen veel te leiden heeft gehad van de massale boskap in dit gebied. Er is weinig meer over van het originele oerwoud, maar desondanks heeft het gebied zich ontwikkeld tot een toevluchtsoord voor vele soorten vogels. Daarnaast kun je er nog sporadisch een wilde olifant zien en als je heel veel geluk hebt, een neushoorn of zelfs een tijger. Wij rijden over een pad, dat voorheen werd gebruikt voor de afvoer van het gekapte hout, verder het park in en na iets minder dan een uur arriveren we in Way Kanan. Deze boswachterpost bestaat uit een aantal gebouwen waarvan één gebouw omgebouwd is tot een simpel maar schoon gastenverblijf. Een restaurant is er niet, dus je dient je eigen voedsel mee te brengen, of genoegen te nemen met de instant noedels die de boswachters voor je kunnen bereiden. Wij hebben voor het laatste gekozen, tezamen met de koekjes en nootjes die we vanuit de bewoonde wereld hebben meegebracht. We registreren ons bij de boswachters en krijgen vervolgens te horen dat het niet (meer) is toegestaan om op eigen houtje het bos in te gaan. Dat is een forse tegenvaller. Dat betekent dat we gebruik moeten maken van een veel te dure gids (150.000 Rupiah’s voor enkele uren). Sowieso hebben we het idee dat de boswachters het geld van de buitenlanders hebben geroken. De kamers van het gastenverblijf die vorig jaar nog 75.000 Rupiah kostten, kosten nu het dubbele. Ook de prijs voor de gidsen en de huur van een bootje zijn de laatste tijd gigantisch gestegen.

De Sumatraanse tijger die achterwaarts het bos weer in verdwijnt nadat hij ons heeft gezien
 
Teleurgesteld druipen we af naar onze kamer en overwegen wat te doen. We hebben geen zin om naast de reeds gemaakte kosten voor het nationale park, zoals aanbevelingsbrief, toegangsprijs, transportkosten en bedrag om te mogen fotograferen, ook nog eens in de buidel te moeten tasten voor elke stap die we in het bos willen zetten. We besluiten om toch zelfstandig het bos in te gaan, maar vervolgens wel alleen te blijven op de toegangsweg die we ook met de motortaxi hebben afgelegd. Officieel is dat ook niet toegestaan, maar we vinden dat we al genoeg hebben betaald. We lopen een stuk de weg af en zien al snel verschillende prachtige vogels, waaronder de Red-crowned Barbet en de Scarlet-rumped Trogon. Na een anderhalf uur te hebben gelopen besluiten we een korte pauze te nemen, en nemen we plaats op een boomstam langs het pad. Enkele minuten later horen we het gekraak van bladeren schuin achter ons in het bos. Edwin zegt tegen Ivonne: “Sssjjjt, waarschijnlijk is het een fazant die zo meteen het pad over gaat steken”. Enkele seconden later fluistert Ivonne: “Ik denk dat het iets groter’s is ….. een wild zwijn of zo”. Het geluid is nu zo dichtbij gekomen dat we naar links kijken om te zien welk dier het pad over wil gaan steken. Onze harten staan even stil; we kijken recht in de in ogen van een wilde tijger, die op slechts 10 meter afstand ons aan staat te kijken! “Shit, het is een tijger” piept Edwin met een opgewonden fluisterstemmetje. Edwin grabbelt naar het fototoestel om er een foto van te maken. De tijgers is echter niet van plan te gaan poseren en draait zich om, om vervolgens weer in het bos te verdwijnen. Heel voorzichtig staan we op en kijken het bos in. De tijger is echter nog stiller vertrokken dan dat hij gekomen is. We besluiten om terug te lopen naar de boswachterpost. Regelmatig kijken we achterom, om te zien of de tijger echt wel vertrokken is. Eenmaal aangekomen bij de boswachters vertellen we uiteraard het verhaal. Blij zijn ze niet. Sterker nog, we krijgen zelfs een standje omdat we zonder gids het boswachterkamp hebben verlaten. Als we nogmaals vragen of het echt niet mogelijk is om zelfstandig het bos in te gaan, is het antwoord voorspelbaar. De volgende ochtend hebben we daarom nog een korte wandeling onder begeleiding van een gids gedaan, waarna we zijn vertrokken. Spectaculairder kon ons bezoek aan Way Kambas toch niet meer worden.

Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us