Engels | Nederlands
Prinsen van het land
Fraser's Hill (Maleisië) naar Kuantan (Maleisië), april 2011
Na ongeveer twee weken in Fraser’s Hill te hebben doorgebracht stond ons volgende reisdoel op het programma: Cameron Highlands. Vanuit Fraser’s Hill namen we een taxi terug naar het stadje Kuala Kubu Bharu, omdat Fraser’s Hill niet middels openbaar vervoer ontsloten is. We lieten ons afzetten op het treinstation waar we nog net de trein haalden naar de stad Ipoh. Ipoh is een typische weinig inspirerende Maleisische stad, maar het heeft nog voldoende oude traditionele Chinese winkelhuisjes om een stop-over zinvol te maken.

Na een dag relaxen namen we de bus naar Cameron Highlands, voor velen één van de hoogtepunten van hun bezoek aan Maleisië. Cameron Highlands is een zogenaamde ‘Hill Station’, een in de bergen gelegen nederzetting die vroeger door de Engelsen is aangelegd om de hitte van de laaglanden te kunnen ontvluchten. De belangrijkste reden voor vooral lokale toeristen om hier te komen is niet alleen het koelere klimaat, maar ook de met theevelden en aardbeienboerderijen bedekte heuvels. In 2008 brachten we ook al eens een bezoek aan dit gebied en toen waren we ook al niet gecharmeerd van de ‘schoonheid’ van dit gebied. En de afgelopen jaren is er niets veranderd. De omgeving is nog steeds niet bijzonder mooi, de theevelden zijn niet echt pittoresk en de lelijke plastieken kassen van de aardbeienboerderijen zijn een regelrechte aanslag op de omgeving. Maar goed, Maleisiërs zijn dol op Cameron Highlands. Sommigen betalen zelfs een prijs van 20 Ringgit (= € 5) om een halve kilo aardbeien te mogen plukken. Daarnaast verwennen ze hun kinderen door allerlei aardbeigerelateerde souvenirs voor ze te kopen zoals aardbeienoorwarmers, aardbeiensleutelhangers, aardbeienshirts en zelfs aardbeienrugzakken.

Een prachtig wandelpad door Taman Negara
 

Maar gelukkig voor ons was Cameron Highlands gezegend met een Starbucks met internet. We hebben er een aantal regenachtige dagen doorgebracht met koffie drinken, lezen en veel internetten. We hadden nog best wat werk te verzetten voor de voorbereiding van onze reis met de auto, die we voor volgend jaar in het verschiet hebben. Niet alleen zitten we nog midden in de zoektocht naar de auto, maar we wilden ook al wat informatie verzamelen over onder andere visa’s, gps’en reisadviezen, satelliettelefoons, verzekeringen, etc. Werk genoeg dus. We hebben ook nog een poging gedaan om wat te wandelen in Cameron Highlands, maar het regenachtige weer en de slecht onderhouden wandelpaden speelden ons parten.

Na een weekje in Cameron Highlands te hebben doorgebracht boekten we twee stoelen in een toeristenbusje die ons naar Taman Negara zou brengen. Taman Negara is het laatste significante stuk regenwoud op het Maleisisch schiereiland. Ook hier waren we al eens in 2008, toen met de ouders van Edwin, en nu kwamen we er terug om nog wat meer in dit spectaculaire woud te kunnen wandelen. Het busje zette ons af bij het kleine haventje van Kuala Tembeling, vanwaar het nog een kleine drie uur met de boot was naar Kuala Tahan, een klein dorpje dat als uitvalsbasis dient voor het nationale park. De drie uur durende boottocht is niet zo bijzonder als dat de meeste brochures doen geloven. De prijs is wel fors. De bootrit kost 35 Ringgit per persoon terwijl de bus naar Kuala Tahan maar 7 Ringgit kost. Toen we in Kuala Tahan uitstapten, kwamen we al snel tot de conclusie dat hier de afgelopen jaren ook niets is veranderd. Het dorpje is nog steeds stoffig, slecht ontwikkeld en het supermarktje heeft nog steeds het assortiment van een Sovjetwinkel uit de jaren 80.

Koffie bij Starbucks in Kuantan
 

Wellicht heeft de achterstallige staat van het dorpje iets te maken met de Bumiputra politiek van de overheid. Bumiputra betekent ‘Prinsen van het Land’ en hiermee worden de etnische Maleisiërs bedoeld, de oorspronkelijke bewoners van Maleisië. Door migratiestromen van de afgelopen eeuwen (vooral ook tijdens de Britse koloniale tijd) zijn er inmiddels ook grote groepen Indiase en vooral Chinese minderheidgroepen in Maleisië ontstaan, die vaak al eeuwenlang in Maleisië wonen en daardoor uiteraard ook Maleisiërs zijn. De ‘drive’, de daadkracht en het werkethos van de Indiërs en Chinezen is echter veel hoger dan die van de originele Maleisiërs, waardoor de Chinezen en Indiërs het economisch gezien veel beter voor elkaar hadden. De Bumiputra politiek is in het leven geroepen om te voorkomen dat de originele Maleisiërs door de Chinese en Indiase Maleisiërs economisch zouden worden weggevaagd. Welvaart werd herverdeelt en door positieve discriminatie worden originele Maleisiërs (de Prinsen van het Land dus) voorgetrokken. Zo krijgen zij onder andere goedkopere leningen, korting op nieuwbouwhuizen, geld om in het buitenland te studeren en gemakkelijker toegang tot de universiteiten. Ook worden Maleisische ondernemingen bevoordeeld bij overheidsopdrachten. We hebben de indruk dat bepaalde toeristische attracties, zoals bijvoorbeeld Taman Negara, ook beschermd gebied is voor Maleisische ondernemers. Je ziet er namelijk geen Chinese en/of Indiase ondernemingen. En dat is wellicht de verklaring voor het feit dat er weinig tot geen ontwikkeling in bijvoorbeeld Kuala Tahan plaatsvindt, ondanks de duizenden en duizenden bezoekers per jaar. Een Maleisiër ligt over het algemeen toch liever gewoon in zijn hangmat.

Taman Negara is werkelijk een prachtige bestemming. Het regenwoud is formidabel en vooral de wandeling langs de Sungai Tahan (Tahan Rivier) richting Lata Berkoh (Berkoh waterval) is prachtig. Ondanks dat vogelspotten in een dichte jungle moeilijk is, zien we er onder andere toch de Rood-Zwarte Breedbek, de Javaanse Hapvogel, enkele ijsvogels, de Vlekkeelspecht en de hilarische Maleise Kuifgaai. Na vier dagen pakten we onze rugzakken weer in voor onze volgende bestemming: de stad Kuantan aan de oostkust van het Maleisisch schiereiland. Dit rit naar deze hoofdstad van de provincie Pahang duurde iets langer dan verwacht omdat de bus door versnellingsbakproblemen niet boven de derde versnelling uit kon komen. Kuantan is net zoals andere gebieden aan de noordoostkust van het Maleisisch schiereiland veel conservatiever dan andere delen van Maleisië. Islam is hier erg belangrijk waardoor het aantal hoofddoekjes in het straatbeeld groot is. Maar zoals zo vaak in streng Islamitische gebieden, zijn de mensen er extreem vriendelijk. Zo ook hier.

 

<Vorige weblog>
   
Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us