Engels | Nederlands
Nusa Tenggara
Labuan Bajo (Indonesia) naar Dili (Timor Leste), 27-Apr-09 / 19-Mei-09
Het stadje Labuan Bajo is het eerste stadje wat we bezoeken op het eiland Flores. Het stadje zelf stelt niet veel voor, maar het is wel de uitvalsbasis voor het bezoek aan het wereldberoemde Komodo Nationale Park, het park waar de Komodo Varaan nog in het wild kan worden gezien. Voor ons is dit ook de belangrijkste reden om naar Labuan Bajo te komen. We merken al gauw dat Labuan Bajo nog echt op het toeristenpad ligt. Enkele van de toeristen die voornamelijk naar Indonesië komen voor een bezoek aan Bali, trekken de stoute schoenen aan en brengen ook een bezoek aan het Komodo Nationale Park. Zij komen vaak op een georganiseerde reis vanuit Bali, waarbij de heenweg per ‘feestboot’ wordt afgelegd, terwijl er terug naar Bali wordt gevlogen. Wij besluiten één nacht op het eiland Rinca, onderdeel van het Komodo Nationale Park, door te brengen zodat we meer tijd hebben om de Komodo Varaan in het wild te zien. Het bezoek blijkt uiteindelijk meer dan de moeite waard te zijn (zie ook de fotopresentatie van het Komodo Nationale Park).

Op het eiland Rinca ontmoeten we andere reizigers die ons aanraden om te gaan duiken in het Komodo Nationale Park. Na wikken en wegen besluiten we om een dag te gaan duiken en om voor onszelf te zien hoe het is. We hadden namelijk in gedachte om te gaan duiken op de Alor eilanden, een stuk oostelijker in de Nusa Tenggara eilandengroep. Maar als het hier ook mooi is, kunnen we overwegen Alor te laten schieten ten gunste van Komodo. Na één dag duiken zijn we overtuigd. We kunnen ons goed voorstellen dat Komodo als één van de mooiste duikplekken van Indonesië wordt gezien. Uiteindelijk volgen er nog drie duikdagen, maar na acht duiken houden we het voor gezien. We moeten ook op de centjes letten. Onze volgende bestemming is het stadje Ruteng, op ruim vier uur rijden ten oosten van Labuan Bajo. Het is een stadje in de heuvels van Flores waar je nog het traditionele leven kunt aanschouwen. Ruteng is een belangrijk marktstadje waar veel mensen vanuit de omliggende bergdorpjes naartoe komen om hun landbouwgoederen te verkopen. Wij hebben het geluk om Ari tegen het lijf te lopen, een student toerisme die ons aanbied een dag met ons op pad te gaan. Hij wil ons graag meenemen naar zijn geboortedorp, een dorp waar nog nooit eerder blanke mensen zijn geweest. Uiteindelijk wordt het een dag om nooit te vergeten (zie ook het artikel: Hoe traditioneel wil je het hebben?).

Edwin en Ivonne op de top van de Kelimutu op Flores
 

Vervolgens zijn we nog verder naar het oosten gereisd, namelijk naar het stadje Ende. In Ende hebben we ons laten informeren over de ferry’s naar het eiland Sumba. We overwegen naar Sumba te gaan omdat het één van de eilanden is waar je nog echt oude traditionele dorpen kunt bezoeken. We zijn echter huiverig geworden voor ‘traditionele’ dorpjes omdat het vaak toeristenvallen blijken te zijn (zie ook de column: Gula-Gula! (snoepjes!)). Dorpjes namelijk, waar de tradities in ere worden gehouden vanwege het toerisme en waarbij het uiteindelijke doel geld verdienen is in de vorm van entreegelden en de verkoop van souvenirs. Daarnaast blijkt de ferrytocht naar Sumba elf uur te duren en gaat hij op zo’n korte termijn, dat we een bezoek aan de Kelimutu vulkaan moeten laten schieten. We kiezen er daarom uiteindelijk voor om Sumba en dus de traditionele dorpjes te laten schieten, en dus wel de Kelimutu te gaan. De volgende dag nemen we dan ook de één uur durende busrit naar het piepkleine dorpje Moni aan de voet van de vulkaan. We kiezen voor een klein pensionnetje (Losmen), bestaande uit twee oude gammele kamertjes bij mensen thuis. De familie is echter super aardig en we gunnen ze de omzet van 50.000 Rupiah’s (€ 3,50) per nacht van harte. De kwaliteit van de kamer laat wel te wensen over, maar wat verwacht je ook anders voor deze prijs.

We krijgen al snel te horen dat we wellicht weinig geluk hebben met het weer. Het is al ongeveer drie weken nevelig en regenachtig waardoor de top van de vulkaan al weken niet meer zichtbaar is geweest. De andere kamer in het hotel is bezet door een jong Duits koppel dat kan beamen dat het in ieder geval al enkele dagen slecht weer is. Gisteren zijn ze toch naar de top geweest, maar hebben daar uiteindelijk veel spijt van gehad. Het was regenachtig en bijzonder koud. We besluiten om de wekker maar te zetten voor vijf uur in de nacht om te kijken of het tegen die tijd is opgeklaard. Als het helder weer blijkt te zijn kunnen we de eigenaar van het pensionnetje wakker maken en zal hij twee ojeks (motortaxi’s) voor ons regelen om ons naar de top te brengen. En we hebben geluk. Als we om vijf uur in de ochtend naar de nog donkere hemel kijken, barst het van de sterren. En dat betekent geen bewolking en dus prima weer om naar de top te gaan. Twintig minuten later scheuren we met twee motoren de vulkaan op. De grootste bezienswaardigheid van de Kelimutu vulkaan zijn de drie meertjes die op de top liggen en die door verschillende mineralen allemaal een verschillende kleur hebben (zwart, groen en turquoise). De meren zijn prachtig, de uitzichten adembenemend en de zon heerlijk warm. We hebben echt geluk dat we dit gevoel aan ons bezoek hebben kunnen overhouden, omdat de reizigers die hier de afgelopen weken zijn geweest, door de bewolking niets van de meren hebben kunnen zien. Voldaan lopen we de vijftien kilometer terug naar het dorpje Moni.

Edwin 'skypt' naar huis vanuit Kupang op Indonesisch Timor
 

Ons goed gevoel wordt een dag later alweer teniet gedaan door het feit dat ons klein fototoestelletje wordt gestolen. Het toestel zat in één van onze rugzakken die uiteindelijk op het dak van een bus terug is terecht gekomen, omdat het binnen in de bus te druk was. Eén van de busjongens die boven op het dak meereisde heeft het toestelletje uit onze rugzak weten te stelen. Gelukkig gebruikte we het toestel zelden omdat het als back-up diende, maar dat maakt het gevoel er niet minder slecht om. Dit was het tweede ‘steelincident’ nadat ooit eerder onze mobiele telefoon uit onze hotelkamer in Dhaka (Bangladesh) was gestolen. In Ende boeken we twee vliegtickets voor de vlucht van Ende naar Kupang op het Indonesisch deel van Timor. We brengen nog enkele dagen door in West-Timor, maar ons uiteindelijke reisdoel is Oost-Timor (officiële naam: Timor-Leste), dat sinds 2002 een onafhankelijke staat is geworden. We willen het land graag zien, maar gaan ook om ons Indonesisch visum te vernieuwen. Gisteren zijn we de grens over gestoken (zie ook het artikel: Bestemming Timor-Leste), en we zijn inmiddels neergestreken in de hoofdstad Dili. We zijn zojuist naar de Indonesische Ambassade geweest en hebben onze aanvraag voor wederom een 60-daags visum ingediend. Nu kunnen we niets anders doen dan afwachten.

 

<Vorige weblog>
Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us