Engels | Nederlands
Oase van de ziel
Semnan (Iran), 17 maart 2014

We laten het stadje Naein achter ons en rijden verder oostwaarts de Iraanse woestijn in. Het is inmiddels ons vierde bezoek aan Iran, maar de woestijn van dit immense land hebben we nooit eerder bezocht. En dat moet deze keer veranderen. Ons reisdoel vandaag is een kleine oase met de naam Garmeh, op zo’n 230 kilometer rijden van Naein. We hebben een kamer geboekt in een traditioneel pensionnetje met de naam Ateshooni, wat zoiets betekent als “avondvieringen rondom een kampvuur” (www.ateshooni.com). We hebben tijdens ons vorige bezoek aan Iran al eens overwogen een bezoek te brengen aan deze oase, maar werden destijds enigszins afgeschrikt door de poëtische beschrijving van dit pensionnetje in de Lonely Planet reisgids: “Het Ateshooni pension is een 265 jaar oude woning, gemaakt van modderbakstenen, die door de artiest Maziyar Ale Davoud op traditionele wijze is gerestaureerd tot een oase van de ziel in de woestijnoase Garmeh”. Daarnaast is de prijs aan de zeer forse kant. Een tweepersoonskamer, inclusief 3 maaltijden per dag, kost US$ 35 (€ 25) per persoon. En dat is heel veel voor Iraanse begrippen. Maar goed, de Lonely Planet vermeld dat de traditioneel Iraanse gerechten zo goed zijn, dat je ervoor zou willen sterven. En wie wil dat nou niet. We namen de gok en reisden af naar deze ‘oase van de ziel’.

De rit naar Garmeh is prachtig. Een oneindig leeg landschap trekt aan ons voorbij. Ruige en puntige pieken wisselen het vlakke landschap af en verkeersborden waarschuwen de automobilisten voor het gevaar van overstekende kamelen. Er zijn maar weinig verkeersaders door dit deel van Iran, dus de wegen zijn niet zo uitgestorven als je zou verwachten in de woestijn. Het zijn vooral zwaarbeladen klassieke Mack, Volvo en Mercedes vrachtwagens die er rijden, op weg om de woestijnnederzettingen te bevoorraden. De oude trucks zijn van heinde en verre te herkennen door de enorme zwarte rookpluimen die ze uitproesten. Tankstations zijn er niet veel, en als we er één tegenkomen, is de diesel meestal uitverkocht. Vrachtwagens staan dan vaak in lange rijen te wachten tot de nieuwe bevoorrading arriveert.

Zicht op het dorp Garmeh vanaf de berg die er achter ligt
 

Als we in Garmeh arriveren, begrijpen we meteen dat het een oase van rust is. Het dorpje stelt niets voor, maar de ligging is afgelegen en grandioos. Een dadelpalmplantage scheidt het dorpje van een ruim 200 meter hoge rotsformatie, vanwaar je een subliem uitzicht hebt over de oase Gameh, en de woestijnvlakte die zich aan de andere kant van het dorp uitstrekt zo ver het oog rijkt. Het is even zoeken in het dorpje, maar uiteindelijk vinden we het Ateshooni pensionnetje. Dat we in de oase van de ziel zijn aan gekomen is ook meteen duidelijk. Bij de ingang hangen een paar mensen rond die zijn gekleed in gewaden en drollenvangers (broeken waarvan het kruis op de kuiten hangt). We gaan naar binnen en volgen een paar nauwe gangetjes naar het hart van het pension waar we Maziyar, de eigenaar van het pension, ontmoeten. Ook hij is gekleed in gewaden en een drollenvanger, en door zijn enorme bos haar en weelderige baard, hebben we een fractie van een seconde het idee dat we in een Indiase tempel zijn belandt waar we kennis maken met de lokale goeroe. We worden welkom geheten, krijgen een glas thee en worden verzocht even te relaxen voordat we naar de kamer worden gebracht. We strijken neer op de Perzische tapijten die op de grond liggen en laten de het geheel even op ons inwerken.

Alle medewerkers van het pension worden gekenmerkt door Goeroe-achtige kledingstijl, een forse kop met krullen en een weelderige baard; een stijl die niet Iraans is. Het pension wil heel duidelijk een sfeer uitdragen die een mix is van vrije geest, creativiteit, relaxen en bezinning. In de avond wordt vaak een traditioneel instrument tevoorschijn getoverd waaruit Maziyar zelf, of één van zijn medewerkers, allerlei woestijnachtige geluiden weten te produceren. Een beetje een zweverige sfeer dus. Na onze kop thee worden we naar onze kamer op het dak gebracht. Een kamer kun je het eigenlijk niet echt noemen. De ruimte waarin we de komende twee nachten slapen heeft meer iets weg van een hondenhok met twee verdiepingen. Het hokje is drie meter diep en ruim een meter breed, waarin een extra ‘etage’ is gemaakt om twee mensen te kunnen herbergen. Twee dunne schuimrubberen matrasjes en een paar ongewassen dekens moeten je warm houden. Lakens en kussens zijn er niet, en de badkamer wordt gedeeld met de andere gasten van het pension. Nu we de kwaliteit van de kamer kennen, moet het eten wel heel erg goed van kwaliteit zijn om de prijs van US$ 35 per persoon, per nacht te rechtvaardigen.

Maanlandschap nabij Garmeh in de Iraanse woestijn
 

Niets is echter minder waar. Het eten is ronduit teleurstellend te noemen. Heel veel meer dan een schrale nasi en een salade van konijnenvoer is de lunch echter niet. Ook het avondeten is niet veel beter. Rijst met een groentecurry en wederom de konijnensalade moeten de hongerige magen vullen. Bij het boeken van de accommodatie werd ons gevraagd of we vegetarisch zijn zodat ze daar rekening mee zouden kunnen houden. Maar ook de niet-vegetarische gerechten zijn echter ‘veilig’ voor vegetariërs, want je moet een microscoop meebrengen om de sporen van vlees te kunnen vinden. Thee, koffie en water zijn gelukkig inclusief, maar als je een koffieleut bent, dien je regelmatig een zoektocht naar de pot oploskoffie te ondernemen, omdat het personeel deze pot het liefst achter slot en grendel zet, omdat de koffieleuten ongetwijfeld een te grote negatieve impact hebben op de winstgevendheid van deze geldmachine die Ateshooni heet.

Maar niet alleen het eten en de accommodatie is teleurstellend. Van andere gasten hoorden we dat ook de dagtochten die je kunt boeken bij het pension, te wensen overlaten. Het personeel is zo relaxed, dat je ze moet aansporen om te starten met de tocht die je geboekt en betaald hebt. En als je ze eenmaal peper in hun reet hebt gestopt en op pad bent, lijken ze constant de stal te ruiken en zo snel mogelijk terug te willen keren naar het pension. Maar goed, nu lijkt het misschien dat we het niet naar ons zin hebben gehad in Garmeh. Dat is echter niet waar. De omgeving is spectaculair en zeker de moeite waard. We hebben prachtige dagtochten gemaakt die we onafhankelijk konden ondernemen omdat we eigen vervoer hadden. Maar het zou zo mooi zijn als er overnachtingsmogelijkheden in het dorp zouden zijn, die de woestijnervaring nog beter zouden maken. En er is hoop, want in het dorp is een andere familie druk bezig om ook een pension te openen. Concurrentie zal de kwaliteit ongetwijfeld verbeteren.

In de woestijn, op 1500 meter hoogte, vinden we deze fossiel die op een vis lijkt
Ons hondehok kamertje bij het pension Ateshooni
Een vlakte zo ver het oog rijkt
Zoutvlakte
Een jakhals net buiten Garmeh
 
 

Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us