Engels | Nederlands |
|
Op pad met z’n zessen | |
Sainshand (Mongolië) naar Chengdu (China), Juli 2010 |
|
Na ons bezoek aan Oost Mongolië steken we met ons Russisch minibusje de Trans Mongolië spoorlijn over en rijden we de Gobiwoestijn in. Van de Gobiwoestijn hadden we vooraf moeilijk een beeld kunnen vormen. Wat we wel wisten is dat de Gobi geen ‘traditionele’ woestijn is die uit zandduinen bestaat. Maar wat is het dan wel? Als snel komen we erachter dat de Gobi een zeer afwisselend landschap is. Uiteraard vind je er zandduinen, al hoewel die slechts voor 3% het landschap bepalen. Daarnaast zijn er bergachtige gebieden, maar vind je er vooral veel grasvlakten waar nomadenfamilies hun vee laten grazen. Verwacht echter geen heldergroene grasvelden die vergelijkbaar zijn met je grasveldje thuis. |
|
De 'kora' (pelgrimstocht) lopen in Xiàhé |
|
Dagen rijden we over de Gobivlakte waarbij we af en toe een groep kamelen op ons pas tegenkomen. Sporadisch passeren we ook kleine nederzetting waar we weer wat proviand inslaan. De dorpjes zien er zonder uitzondering ongezellig en stoffig uit. Dat komt voornamelijk door het feit dat de meeste huizen zijn afgeschermd met houten schuttingen. Deze schuttingen beschermen de huizen tegen de ijzige kou die in de winter door de wind door de nederzettingen wordt geblazen. In de zomer beschermen ze deels tegen het stof. Onze belangrijkste bestemmingen in de Gobiwoestijn waren de zandduinen en de ‘flaming cliffs’, een aantal prachtig rode rotsformaties die vooral bekend zijn geworden vanwege het feit dat hier nog regelmatig dinosaurusbotten en eieren worden gevonden. Helaas hebben we geen opgraving kunnen zien. De enige botten en eieren die we hebben kunnen aanschouwen, waren die van een klein museumpje in de buurt. Wat we wel jammer vonden aan de tocht door de Gobiwoestijn is dat het contact met de ‘echte’ nomaden verdwenen was. Omdat onze chauffeur en gids op bekend terrein kwamen, hoefden ze niet meer naar richtingen te vragen waardoor het contact met de nomaden verdween. We sliepen af en toe nog wel bij nomadenfamilies, maar dat zijn families die naast het herderschap, tegenwoordig ook geld verdienen door een nomadenhut te verhuren aan toeristen. Dat zijn helaas niet meer de families waar je echt met open armen wordt ontvangen en voor wie je nog echt een noviteit bent. Na onze tocht door Mongolië zijn we weer op de trein gestapt naar Bĕijīng in China. Langzaam maar zeker komt namelijk de dag in zicht dat we met z’n zessen op pad gaan. Twee kinderen van vrienden van ons (Fay (19) en Sten (17)) gaan voor vijf weken met ons mee op pad door China. En omdat ze ieder ook een reisgenoot meebrengen (Anne (17) en Joris (18)), wordt ons groepje tijdelijk uitgebreid van twee naar zes personen. 17 juli is de dag dat we ze oppikken op het vliegveld van Bĕijīng. We blijven één dag in Bĕijīng om de Verboden Stad te zien, maar ontvluchten de stad vervolgens om naar het minder dicht bevolkte westen te reizen. We hadden deze rit naar Lánzhōu eigenlijk met een nachttrein willen doen, maar omdat het hoogseizoen is, zijn alle treintickets voor de komende week uitverkocht. Er is dus geen andere keus dan dezelfde route middels drie etappes per bus af te leggen. We bezoeken daardoor de weinig door toeristen bezochten steden Hohhot en Yínchuān, waar we regelmatig met verbazing worden aangegaapt. In een supermarkt slaat een kind zelfs van verbazing beide handen voor de mond als Edwin met z’n twee meter lengte voorbij komt gelopen. Vanuit Lánzhōu reizen we naar het zuiden met als bestemming Xiàhé. Dit stadje is vooral heel populair bij Tibetaanse pelgrims die naar deze plaats afreizen om een bezoek te brengen aan het heilige Labrang klooster. | |
Onze reisgenoten poseren voor een waterval in het Jìuzhaigou nationale park |
|
Als we de kaartjes voor de bus naar Xiàhé willen kopen, wordt ons om een kopie paspoort gevraagd. Xiàhé wordt namelijk door de Chinese autoriteiten als een licht ontvlambare Tibetaanse stad gezien, waardoor men precies wil weten wie er naartoe reist. De Tibetaanse gemeenschap heeft namelijk sterke sympathie voor hun broeders op het Tibetaanse plateau, en toen er onlusten uitbraken in Lhasa (Tibet) in maart 2008, vloog ook hier de vlam in de pan. Als gevolg daarvan werd Xiàhé door de Chinese autoriteiten enkele maanden van de buitenwereld afgesloten. Na een eerste kennismaking met de uitermate vriendelijke Tibetaanse bevolking wilden we via de stad Xīníng in de provincie Qīnghăi het Tibetaans plateau opreizen. Ons reisdoel was de stad Yùshù, maar volgens de Chinese autoriteiten ligt die stad net iets te dicht bij de Tibetaanse grens. Daar waar we ruim twee maanden geleden nog in Yùshù konden komen, krijgen we nu te horen dat het gebied voor ons verboden terrein is. De boodschap bij het busstation was heel duidelijk toen we de kaartjes wilden kopen: ‘you are not allowed to go there’. Uiteindelijk reizen we via Lánzhōu naar het dorpje Lángmùsì, waar we een prachtige wandeling maken in de heuvels rondom het dorp. We worden tijdens de wandeling ook uitgenodigd voor een kop thee in één van de nomadententen die nog veelvuldig in dit gebied staan. De volgende bestemming is het bekende Jìuzhaigou nationale park in het noorden van de provincie Sìchuān. De schoonheid van het park, bestaande uit ruige pieken, ongekend mooie watervallen en kleurrijke bergmeertjes wordt enigszins overschaduwd door het massatoerisme die deze plek inmiddels ook heeft weten te vinden. Desondanks is een bezoek aan dit park nog steeds de moeite waard. In Chengdu boeken via ons hostel een toertje naar het Panda rehabilitatiecentrum dat nabij de stad ligt. Het is prachtig om deze bijzondere beesten in het echt te zien, maar het is spijtig om te zien dat het rehabilitatiecentrum een verkapte dierentuin is geworden. Aan bezoekers wordt onder andere de mogelijkheid geboden om met een babypanda in hun armen op de foto te gaan. Dat lijkt ons niet de functie van een centrum dat als doel heeft de beesten uiteindelijk weer uit te zetten in het wild. Maar ook hier geldt dat de harde dollars van de toeristen belangrijker zijn dan het welzijn van de panda’s. De reis met Fay, Anne, Sten en Joris zit er bijna alweer voor de helft op en het is mooi om te zien dat ze het zo goed naar hun zin hebben. We reizen op precies dezelfde manier als waarop we het altijd met z’n tweeën doen, dus ze worden op geen enkele manier gespaard. Maar we zijn trots om te zien hoe snel ze zich aanpassen aan de situatie. Ronduit smerige toiletten, lange busritten met forse vertragingen, voordringende Chinezen, en rondsjouwen met de rugzak in de extreme hitte van Chengdu; we hebben geen enkele kik gehoord. Ze hebben al snel geleerd dat ook dit de charme van het reizen is.
|
|
<Vorige weblog> |