Engels | Nederlands |
|
Diner onder schot | |
Antigua (Guatemala), 27 januari 1997 |
|
Het is zaterdagavond en ik ben in Panajachel, gelegen aan het meer van Atitlán in het hart van Guatemala. Enkele dagen eerder ben ik geland in Guatemala city, voor een drie maanden durende reis naar Carácas in Venezuela. Ik heb de hectiek van de hoofdstad achter me gelaten en ben afgereisd naar dit rustige dorpje aan de rand van dit prachtige meer. Eerder op de dag had ik een lange wandeling gemaakt langs de oevers van het meer, naar verderop gelegen kleine traditionele dorpjes. Aan het einde van de dag was het tijd voor een lekkere hap eten.
Ik zocht één van de kleine restaurantjes op aan de rand van het meer, om zo getuige te zijn van een prachtige zonsondergang. Het eten is heerlijk. Dit is precies zoals ik me de reis heb voorgesteld. Ik ben aan mijn laatste biertje bezig. Het loopt tegen negen uur en het wordt tijd om het bed op te gaan zoeken. Op dat moment komt er iemand tegenover me zitten. Raar, aangezien de rest van de patio van het restaurant reeds verlaten is. De man begint te vertellen dat hij uit Jamaica komt en dat hij sinds enkele maanden het land ontvlucht is. Uit goed fatsoen vraag ik om welke reden. Hij vertelt dat hij in dienst was van een drugsbaron. Hij heeft een grote fout gemaakt door drugs van zijn baas achterover te drukken waardoor hij nu op de dodenlijst van deze drugsbaron staat. Het gesprek begint nu een wending te krijgen waar ik een ongemakkelijk gevoel van krijg. |
|
Wachten op een bus naar Panajachel op het busstation van Antigua |
|
Hij gaat verder door te vertellen dat hij om die reden naar Guatemala is gevlucht om een nieuw leven op te bouwen. Dat schijnt echter niet te lukken. Hij zegt gediscrimineerd te worden door de lokale bevolking en om die reden geen eerlijk inkomen te kunnen verdienen. Dat is de reden dat hij toeristen moet beroven. Op dat moment haalt hij een groot zilverkleurig revolver van zijn schoot en zet het voor een seconde of vijf op mijn voorhoofd. Ik heb het gevoel dat mijn hart even stil staat. Vervolgens legt hij de revolver weer op zijn schoot zodat het buiten het zicht is van een mogelijke voorbijganger of de bediening van het restaurant. Op dat moment besef ik me dat ik gedurende het gehele gesprek met deze man, wat inmiddels zeker vijf tot tien minuten heeft geduurd, niemand van de bediening heb gezien. Waarschijnlijk wachten zij tot deze storm over is voordat ze zich weer laten zien.
Tot mijn verbazing gaat het gesprek gewoon verder. Zowel bij hem als bij mij breekt er geen paniek uit. Hij vertelt rustig dat hij al mijn geld wil hebben alsmede mijn fotocamera. Ik geef hem mijn portemonnaie en zeg hem dat het alles is wat ik heb. Het overige ligt in een kluis in het hotel. Dan wil hij mijn fotocamera zien, wellicht om de buit te kunnen beoordelen. De camera schijnt naar wens te zijn en hij reikt zijn hand uit om de spullen in ontvangst te nemen. Ik vraag hem of ik het fotorolletje nog uit de camera mag nemen aangezien de foto’s voor hem toch geen waarde hebben. Hij stemt in met het verzoek en ik spoel rustig het rolletje terug. | |
De prachtige setting van het Lago de Atitlan |
|
Het gesprek begint eindelijk op zijn einde te komen. Tot mijn verbazing pakt hij uit mijn eigen portemonnaie nog wat geld en legt het op tafel. Om de rekening van het restaurant te betalen zegt hij. Hij drukt me vervolgens nog op het hart niet naar de politie te gaan. Mocht ik dat toch doen dan zou hij dat via zijn connecties te weten komen en zou hij me alsnog opzoeken om ‘het karwei’ af te maken. Vervolgens wil hij nog een hand geven. Die weiger ik uiteraard. Hij zegt vervolgens tot ziens, verontschuldigd zich nog een keer, en verdwijnt de duisternis in.
Ik reken met het geld wat ik heb gekregen af, en loop terug naar mijn hotel. Het eerste wat door mijn hoofd spookt is de vraag of ik dit had kunnen voorkomen. Je hoort vaker dat dit voorkomt, maar verwacht eigenlijk niet dat het jezelf overkomt. Al snel kom ik tot de conclusie dat ik geen onverantwoorde actie heb uitgevoerd. Pure pech zullen we maar zeggen. Rest me nog de vraag of ik naar de politie moet gaan om aangifte te doen. Objectief gezien weet ik dat dat de juiste manier is. Dit soort criminelen moet immers zo snel mogelijk in hun kraag gepakt worden. Aan de andere kant weet ik ook dat een gang naar de politie het begin is van een compleet circus. Om het imago van het dorpje te waarborgen zal met alle geweld een aantal verdachten worden opgepakt en beland je zonder enige twijfel in een ‘line-up’. En dan is dat een line-up waar geen spiegel geplaatst wordt tussen de verdachten en mij. Om dit complete en onvoorspelbare circus te voorkomen besluit ik niet naar de politie te gaan om van deze beroving aangifte te doen. In plaats daarvan neem ik de bus naar het stadje Antigua om daar aangifte te doen van diefstal van mijn spullen. Ik laat daarbij de werkelijkheid achterwege en meldt dat de spullen uit de bus zijn gestolen tijdens de rit van Panajachel naar Antigua. Op die manier heb ik toch mijn aangifte voor de verzekering, en beland ik niet in het spektakel van een “berovingaangifte”. Zo gezegd, zo gedaan. Heel even heb ik getwijfeld om het eerste vliegtuig huiswaarts te nemen. Enkele dagen en biertjes later besef ik me dat de kans op twee berovingen in één reis nihil is. Ik heb mijn beroving gehad en kan dus met gerust hart verder reizen. |