We zijn weer op onszelf
Kuala Lumpur (Malaysia) naar Ketembe (Indonesie), 15-Jun-08 / 21-Jun-08
Na een mooie maand rondreizen met de ouders van Edwin zijn we weer alleen op pad. Gewoon weer reizen met het openbaar vervoer en gewoon weer slapen in de oude vertrouwde budget hotels. Vanuit Kuala Lumpur zijn we naar Banda Aceh gevlogen. Banda Aceh is een stad die door veel mensen wordt geassocieerd met ellende. De tsunami heeft in dit gebied flink huisgehouden, aardbevingen hebben hun tol geëist en de onafhankelijkheidsstrijd van Aceh heeft veel levens verwoest. Gelukkig is de vrede wedergekeerd sinds de tsunami, waardoor het nu veilig is om door Aceh te reizen. Wanneer we de luchthaven van Banda Aceh binnenlopen, zien we direct het verschil met het buurland Maleisië. Bijna alles gebeurt handmatig, er lopen kippen op de landingsbaan en de rijen bij de douane worden tergend langzaam weggewerkt. Het uitzicht op de mistige heuvels op de achtergrond is echter wel prachtig. Wanneer we eindelijk de douane zijn gepasseerd, worden we opgevangen door een horde taxichauffeurs die slechts weinig Engels spreken. Ondanks dat er slechts weinig toeristen in Aceh komen, weten de taxichauffeurs maar al te goed dat je hogere prijzen kunt vragen aan westerlingen. Ze zijn immers gewend aan de medewerkers van hulporganisaties die regelmatig af en aan komen vliegen.
Een zicht op het centrum van de stad Banda Atjeh
 

Nadat we onze intrek hebben genomen in een hotelletje, gaan we de stad in. Het is een vriendelijke stad met overwegend een moslimbevolking. Bijna alle vrouwen lopen gesluierd, maar vrouwen zijn wel prominent aanwezig in het straatbeeld. Het verkeer is veel hectischer dan in Maleisië. Er wordt meer getoeterd en motoren schieten aan alle kanten voorbij. In Maleisië was iets eenvoudigs als de straat oversteken een stuk gemakkelijker dan hier. Verder zie je hier veel motor-rickshaws. Dat zijn motoren met een zijspan die is gemaakt van hout en metaal. Deze motoren worden volgeladen met van alles en nog wat maar zijn voornamelijk voor personenvervoer ontworpen. Het recordaantal volwassenen dat we tot nu toe op zo’n ding hebben zien zitten is vijf, maar dat record zal de komende maanden nog wel worden verbeterd. Na nog een dagje Bandah Aceh zijn we verder gereisd naar Takengon in een afgetrapte minibus. Het is een prima rit met mooie uitzichten over een typisch Indonesisch landschap met heuvels, rijstvelden en natuurlijk waterbuffels, maar na acht uur zijn we toch blij dat we er zijn.Takengon ziet nog minder buitenlandse gasten dan Banda Aceh en de lokale mensen vinden het duidelijk bijzonder om je in hun eenvoudige restaurantje te mogen verwelkomen. Aan die restaurantjes merken we overigens ook dat we niet meer in Maleisië zitten. Daar waar je in Maleisië overal kunt kiezen tussen nasigoreng en witte rijst, is de keuze hier beperkt tot de laatste variant. Geen keuze dus! Deze witte rijst is de hoofdmoot van de maaltijd en wordt vergezeld door enkele smaakmakers zoals kip, vis-curry of een groentegerecht. Bij een vis-curry denken we na een jaartje Azië aan een ietwat dikkere saus met daarin groente en vis, maar hier drijven de stukjes vis in een dunne saus van vooral kokosmelk en olie. Die olie is een belangrijk ingrediënt om het gerecht een hele dag goed te kunnen houden. Hier maken ze de gerechten slechts één maal per dag en daarna is het “lopend buffet”. Omdat wij niet gewend zijn om droge witte rijst te eten, hebben wij de neiging om de saus van de vis-curry te gebruiken om het allemaal wat smeuïger te maken. Dat zie je lokale mensen niet doen. Een vis-curry gaat om de vis. Niets meer of minder. Wij schikken ons naar de lokale eetgewoonten en daarmee worden onze magen ook goed gevuld voor een lage prijs (We eten met z’n tweetjes voor minder dan €1,50, inclusief het drinken). Ondanks de lage prijs kan het eten ons de eerste dagen niet bekoren, maar op dit moment zijn we ook nog niet op plaatsen geweest met wat duurdere restaurants. Begrijp ons niet verkeerd: het is allemaal best te eten, maar echt lekker is anders. Na Takengon en omstreken te hebben verkend gaan we verder naar Ketembe. Deze afstand leggen we af met een lange minibusrit, die we al snel omdropen tot stereo gejank op de achterbank. Voor meer informatie over jankende koters, kettingrokende medepassagiers en poeplucht die zich vermengd met de lucht van verbrandde remvoering verwijzen we graag naar het artikel: Stereo gejank op de achterbank.

Edwin neemt een pauze in Gunung Leuser NP
 

In Ketembe nemen we onze intrek voor elf dagen in een chaletje vlak bij de rivier. Het chaletje is simpel, maar voldoet prima en het uitzicht vanuit de veranda op de rivier is prachtig. Dit is onze uitvalsbasis om Gunung Leuser Nationaal Park te gaan ontdekken. Op verschillende dagtrips struinen we door de jungle, om te zoeken naar Orang Oetangs en Neushoornvogels. Het kost ons zweet en tranen en we staan de nodige druppels bloed af aan de bloedzuigers, maar het is zeker de moeite waard. We zien verschillende Orang Oetangs in alle soorten en maten en ook de Neushoornvogels laten het gelukkig niet afweten (zie ook het artikel: “Op zoek naar de Orang Oetans” en de foto-impressie: “Gunung Leuser NP, visiting our orange-haired cousins”) Het is zeker aan te raden om een paar keer met een gids de jungle in te gaan, maar het is ook erg leuk om daarna alleen de jungle te verkennen. Natuurlijk kun je dan niet zo gemakkelijk heel diep het oerwoud ingaan, maar desondanks heb je nog steeds veel kans om Orang Oetangs te spotten. Zo zullen wij de dag niet snel vergeten waarop we voor de eerste keer zelf een Orang Oetang hebben gespot.

Na dagen door de jungle te hebben geploeterd, hebben we nog een paar daagjes verplicht rust gehad vanwege het spetterpoep incident (zie column: Spetterpoep), waardoor het niet verstandig leek om aan een 10 uur durende busrit te beginnen. Gelukkig is Ivonne weer bijna opgeknapt en daarom gaan we morgen weer verder naar de volgende bestemming: Donau Toba.

 

© copyright - Babakoto.eu / 2008