Zuidwest China | |
Hong Kong (China) naar Xīníng (China), Mei 2010 |
|
Na vier mooie weken met de ouders van Edwin door de Filippijnen en Hong Kong te hebben rondgereisd, zijn we weer terug op het vaste land van China. Ditmaal hebben we voor ogen om het zuidwestelijke deel van China te bezoeken dat tegen de grens van Tibet aan ligt. Vanuit de plaats Guàngzhōu, zijn we met een binnenlandse vlucht naar het plaatsje Dálĭ City gevlogen waar onze rondtocht door de provincies Yúnnán, Sìchuān en Qīnghăi kan beginnen.
Yúnnán, de provincie waar Dálĭ ligt, was in het verleden een voorname bestemming voor de hippie-backpackers van welleer. Het plaatsje Dálĭ doet nog steeds aan die tijden herinneren. De hoofdstraat die is gevuld met restaurantjes en barretjes wordt nog steeds “foreignerstreet” (buitenlanderstraat) genoemd en bij bepaalde eetgelegenheden worden “magic mushrooms” (paddo’s) opzichtig aangeplakt voor diegene die graag met verdovende middelen een complete hippie ervaring wil hebben. De buitenlandse toerist is echter voor een groot gedeelte uit het straatbeeld verdrongen door de Chinese binnenlandse toerist. Het Chinese massatoerisme is op gang gekomen en miljoenen van hen bezoeken steden als Dálĭ, Lijāng en Shangri-La in deze steeds populairder wordende provincie. Rugzaktoeristen kwamen hier vroeger vooral heen vanwege de ongedwongen sfeer die er heerste in dit stadje dat met heuvels is omgeven. Met de komst van toergroepen Chinezen die achter een schreeuwende gids met microfoon aan lopen is van deze ontspannen sfeer geen sprake meer. Ook zijn de kosten van een bezoek de pan uit gerezen. Als je naar een tempel op een berg wilt lopen moet er zowel een toegangsprijs voor de berg als voor de tempel worden betaald. Het meer, waar je vroeger met een openbare boot kon oversteken, vereist ook een entreeprijs en toeristen worden geweerd van de openbare boot. Er moet voor een fors bedrag een toeristenboot worden gehuurd. Wij hebben slechts één volle dag in het stadje doorgebracht, omdat we de wandelingen die we voor ogen hadden toch wel erg duur vonden. In de minder bekende delen van het land kun je zeker zo mooi wandelen, maar dan zonder entreebedrag. De bekende trekpleisters hebben we dus aan ons voorbij laten gaan, maar gelukkig heeft Dálĭ nog steeds wijken waar je het gewone Chinese leven van alle dag kunt zien. Zo zijn Chinese markten altijd een bezienswaardigheid op zich. Daarvoor hoef je niet naar een toeristische plaats te gaan, maar gelukkig kun je daar altijd je toevlucht zoeken als een toeristisch plekje tegenvalt. In China is altijd wat te zien! Doordat Dálĭ ons toch tegenviel, hebben we Lijāng aan ons voorbij laten gaan om direct verder te reizen naar Shangri-La. Deze stad is een prachtig voorbeeld van het Chinese opportunisme. “Shangri-La” is voor veel bezoekers een bijna magische naam, omdat een plaats met deze naam een prominente rol heeft in James Hilton’s boek “Lost Horizon”. De stad Zhōngdiàn zag door dit populaire boek dollartekens in z’n ogen en de stad heeft zijn naam daarom van de ene dag op de andere omgedoopt tot Shangri-La. Dit heeft het stadje zeker geen windeieren gelegd. De toerbussen die Lijāng aandoen, komen meestal ook hier. Na te zijn omgedraaid bij het belangrijkste klooster van Shangri-La (zie de column: Het prijskaartje van ontwikkeling), hebben we direct geprobeerd een busticket naar Déqīn te kopen. Het berggebied rondom dit stadje staat bekend als spectaculair. Helaas zat het ons niet mee. De weg naar Déqīn wordt gemoderniseerd en de Chinezen houden niet van half werk. Ze sluiten de weg negen dagen af om dan flink door te werken en nadat de weg één dag is opgeweest gaan hij weer voor negen dagen dicht. |
|
Tibetaanse wildwest taferelen in het stadje Manigango |
|
De eerste dagen in dit zuidwestelijke deel vielen ons dus echt wel tegen. Het gevoel bekroop ons dat we straks wel door dit deel van China hebben gereisd, maar dat we er uiteindelijk niet echt van hebben genoten. Gelukkig bleken deze zorgen ongegrond. Na Shangri-La, verlieten we het platgetrapte toeristenpad en gingen we naar Xiāngchéng. Dit kleine plaatsje in de provincie Sìchuān wist onze zorgen direct weg te nemen. Na het ontmoeten van de vriendelijke bevolking en na een geweldig bezoek aan het klooster (zie de foto-impressie: Xiāngchéng - a great monastery) waren we direct om. Daar waar we vooraf het meeste van Yúnnán hadden verwacht, bleek Sìchuān de provincie te zijn die ons het meest kon bekoren. Via het prachtige plaatsje Lĭtáng (zie de foto-impressie: Lĭtáng - Tibetan atmosphere in China), waar we ons onder konden dompelen in de Tibetaanse cultuur, zijn we naar ons favoriete plekje in zuidwestelijk China tot nu toe gereisd: Gānzī. Het stadje is niet het mooiste stadje, maar de mensen zijn erg warm en vriendelijk. Midden in het stadje, vlak bij ons hotel, lag een prachtig klein klooster waar veel wordt gebeden. Op een klein pleintje kun je het leven van alle dag aan je voorbij zien trekken. Mensen lopen in klederdracht, de vrouwen hebben hun lange haren ingevlochten en de gebedsmolens die de mensen bij zich dragen draaien op volle toeren. Het grote klooster van het stadje is op een heuvel aan de rand van het stadje gelegen. Hier werden we al even hartelijk ontvangen en mochten we toekijken hoe de monniken hun avondmaal opgediend kregen, terwijl zij gezamenlijk aan het bidden waren. Ook de omgeving van Gānzī bleek de moeite waard. Prachtig besneeuwde bergtoppen domineren het landschap en bij het verkennen van de omgeving zijn er weer de vriendelijke mensen en de kleine kloostertjes waar we van harte welkom zijn. (zie ook de foto-impressie: Gānzī - an unpolished pearl in Sìchuān). Na Gānzī lag het plaatsje Dégé op de route. Er waren nog maar twee stoelen in de bus beschikbaar en die zijn op de achterbank. Door de niet al te beste weg kwamen we regelmatig een meter van onze stoel af, als de chauffeur weer eens door een iets te groot gat heen reed. Onderweg passeerden we de Tro-La pas van ongeveer 5000 meter hoogte. De route die we door het zuidwestelijke deel van China afleggen, begeeft zich veelal tussen de 3000 en 4000 meter hoogte. Het bergoplopen ging daardoor de eerste dagen wat lastiger. Het is duidelijk merkbaar dat het moeilijker is om aan de benodigde hoeveelheid zuurstof te komen, maar zolang we naar ons lichaam luisteren en het af en toe wat rustiger aan doen hebben we er weinig last van. De route naar Dégé is één van de mooiste routes die we in China tot nu toe hebben gezien. De besneeuwde bergpieken zijn grandioos en de uitzichten zijn formidabel. In de bus werd er minder aandacht aan de uitzichten besteed. De Chinezen vinden de verzorging van de inwendige mens belangrijker en zij eten dus de hele dag door. De kippenvoetjes zijn favoriet en de teennageltjes van de kippenvoetjes spugen ze gewoon op de grond. Het blijven natuurlijk wel Chinezen. |
|
Tibetaans drukwerk wordt geteld en samengebonden in het klooster van Dégé |
|
In Dégé hebben we het Printing Press Monastry bezocht. Dit is één van de drie belangrijkste Tibetaanse kloosters samen met twee anderen in het “echte” Tibet. Hier is 70% van het Tibetaanse literaire erfgoed opgeslagen en hier kunnen we aanschouwen hoe het drukproces nog dagelijks op de traditionele wijze plaatsvindt. Het klooster is prachtig, maar door de grotere toestroom van toeristen is dit wel een minder vriendelijk stadje dan bijvoorbeeld Gānzī. We zijn hier dan ook maar één volle dag gebleven om vervolgens naar het kleine plaatsje Manigango te reizen. Hier domineren de yaks weer het landschap evenals de gieren die de karkassen van de yaks opvreten als ze gehemeld zijn. Op ongeveer 12 kilometer buiten het stadje ligt het mooie Yihun Lhatso. Het bezoek aan dit prachtige gletsjermeer was de moeite waard, maar had veel beter gekund als het weer wat had meegewerkt. Als de zon op het meer staat is het water fel groenblauw, maar helaas was het erg regenachtig toen wij er waren. We hebben de regenponcho’s bijna niet uitgehad. Na Manigango zijn we via het kleine plaatsje Sêrxu (een echt openluchtmuseum) naar Yùshù in de provincie Qīnghăi gereisd. Yùshù is verwoest door een sterke aardbeving op 14 april j.l. en de aanblik op deze verwoeste stad heeft op ons een blijvende indruk gemaakt. (zie ook het artikel: Een enerverende dag). Aangezien we geen ramptoeristen zijn, hebben we deze stad en de bezienswaardigheden in de omgeving nog dezelfde dag verlaten. Pottenkijkers hebben ze hier niet nodig, nu nog zoveel mensen van noodhulp en noodpakketten afhankelijk zijn. De nachtbus naar Xīníng wordt gedomineerd door sigarettenrook en luide Chineestalige muziek. Toch valt de nachtbus (die we meestal verafschuwen) nog mee en omstreeks 04:00 uur ‘s ochtend arriveerden we in Xīníng. Na het nodige ronddwalen in de stad kwamen we bij een fijne jeugdherberg uit waar we een leuke kamer met eigen badkamer huren. Dat is weer wat anders dan de afgelopen dagen. Warm water om te douchen en een westers toilet die we met niemand hoeven te delen is een luxe waar we naar uit hebben gezien. In Xīníng blijven we enkele dagen alvorens we naar Beijing afreizen. We moeten nog de nodige zaken uploaden voor de website, dus deze extra dagen in Xīníng kunnen we goed gebruiken. Het is echter altijd een goed teken als er veel nieuwe bijdragen gemaakt kunnen worden voor de website. We hebben de laatste tijd zoveel moois gezien en veel meegemaakt. Dingen zien en beleven zijn de voornaamste redenen om rond te reizen en het zuidwestelijke deel van China leent zich daar prima voor. In Beijing gaan we ons voorbereiden op ons bezoek aan Mongolië dat nu op stapel staat. Ook daar kijken we enorm naar uit. Een heel ander land als degene die we tot nu toe op deze reis hebben bezocht. We kunnen niet wachten!
|
|
© copyright - Babakoto.eu / 2010 |