De laatste etappe in Indonesië
Dili (Timor Leste) naar Kuala Lumpur (Maleisie), 20-Mei-09 / 15-Jun-09
Timor-Leste (Oost Timor) is een land dat overspoeld wordt door een VN vredesmacht en een breed scala aan NGO’s (niet gouvernementele instellingen). Vooral in de hoofdstad Dili is het verbazingwekkend te zien hoeveel jeeps er rond rijden waarop of het logo van de Verenigde Naties staat, of het logo van een NGO. De economie van Dili draait voor het overgrote deel op de bestedingen van de mensen die voor deze organisaties werken. De prijzen zijn daardoor enorm opgeblazen. Een simpel gerecht (zoals nasi goreng) wat in Dili al gauw vier US-dollars kost, kun je in het op honderd kilometer gelegen West-Timor (Indonesië) krijgen voor minder dan een US-dollar. Het dieptepunt is een Turks restaurant, wat voor een kleine kipkebab het gigantische bedrag vraagt van zeven en een halve US-dollar. En nog steeds zit het vol met VN’ers en NGO’ers.

Het frappante van het hele verhaal is dat de mensen die voor deze organisaties werken zich er ook niet voor schamen om hun zakken te vullen met belastinggeld. Het salaris van een normale buitenlandse adviseur is laatst gelimiteerd tot het bedrag van zeven duizend US-Dollars per maand. En als je weet dat het effectieve belastingtarief minder dan tien percent is, dan weet je wat men overhoudt. De serieuzere adviseurs zijn niet gebonden aan een maximum en verdienen al gauw vijftien tot vijfentwintig duizend US-Dollars per maand. Dit zou allemaal nog te verantwoorden zijn indien er heel veel werk verzet zou worden in het land wat alle hulp kan gebruiken. Niets is echter minder waar. Het land is weliswaar de laatste jaren politiek gezien redelijk stabiel, maar op economisch vlak blijft het een drama. Het land is gelukkig gezegend met olievelden waarmee het land economisch drijvende wordt gehouden. Van echte economische ontwikkelingen is verder geen sprake. Alles wordt geïmporteerd. Zelfs na zeven jaren onafhankelijkheid is men nog steeds niet in staat om zelf de meeste simpele producten zoals bijvoorbeeld mineraalwater en koekjes, zelf te fabriceren. Bijna alle producten die je kunt kopen in Timor-Leste komen uit Indonesië waardoor er lokaal ook geen werkgelegenheid wordt gecreëerd. En als je de duurbetaalde adviseurs vervolgens vraagt hoe dat toch in godsnaam kan, komt er een brede grijns op het gezicht. “Dit is Timor-Leste”, wordt er dan gezegd. “Hier gebeurt alles op z’n tijd, en als je probeert zaken effectiever en efficiënter te regelen, dan maak je jezelf impopulair bij de lokale bewindslieden”. En dat doe je natuurlijk niet, want je wilt je goedbetaalde baan in dit paradijs niet op het spel zetten.

De perfecte baan: VN-medewerker in Oost-Timor
 

Zonder problemen wordt ons visum voor Indonesië afgegeven. Na ruim een week in Timor-Leste te zijn verbleven reizen we terug naar Indonesië voor voorlopig ons laatste bezoek aan dit land. Er is nog één ding wat we heel graag willen zien, en dat zijn de paradijsvogels in Papua. In Kupang (West-Timor) kopen we twee vliegtickets voor de vlucht van Kupang, via Makassar op Sulawesi, naar Manokwari op Papua. Helaas zijn we voor deze route veroordeeld om met de maatschappij Merpati te vliegen. Dit is de maatschappij met de slechtste reputatie voor wat betreft vertragingen, annuleringen en ongelukken. We zijn echter blij om te zien dat we het eerste stuk naar Makassar met een propellervliegtuig vliegen. Propellervliegtuigen zijn meestal de veiligste keuze in dit soort landen, omdat het onderhoud daarvan makkelijker en goedkoper is dan van straalvliegtuigen. De vlucht naar Makassar verloopt voorspoedig en ook de tweede etappe per oude Boeing 737-200 naar Manokwari verloopt zonder problemen. Manokwari is een typisch Indonesisch stadje. Het is oud en sfeerloos en er is niets te zien. Door de migratiepolitiek van de Indonesische overheid is het geen typisch Papuaanse stad meer. De meeste mensen die er wonen komen van origine uit andere delen van het land.

In Manokwari spreken we af met Shita van de Papua Bird Club (de Papuaanse vogelclub). We hebben haar telefoonnummer eerder tijdens onze reis van de mussendokter gekregen (zie ook het artikel: “Op pad met de mussendokter”). Shita vertelt ons over een klein dorpje in het Arfak-gebergte waar een gids genaamd ‘Zeth’ trektochten organiseert om de paradijsvogels te zien. Zeth heeft jaren geleden het belang om de vogels te behouden onderkent, en heeft het dorp overtuigd van het feit dat het voortbestaan van de vogels geld oplevert (zie de column: “Ecotoerisme in de zuiverste vorm”). In de bossen rondom het dorp wordt nu niet meer op de vogels gejaagd waardoor je een heel goede kans hebt deze bijzondere vogels hier nog te zien (zie ook het artikel: “Op zoek naar de paradijsvogels”). Wij verblijven uiteindelijk vijf dagen in de bergen en zien zes van de zeven paradijsvogelsoorten die in dit deel van Papua voorkomen.

Een Merpati vliegtuig moet nog gerepareerd worden net voor vertrek
 

Nadat we terug zijn gekeerd in Manokwari overwegen we wat te doen. Er zijn nog een paar andere gebieden die we in Papua zouden kunnen bezoeken, maar na zeven maanden Indonesië zijn we een beetje Indonesië-moe geworden. De belangrijkste toeristische attractie van Papua is de Baliem-vallei, waar een aantal mensen nog in Peniskokers schijnt te lopen. We hebben echter over deze vallei gelezen dat het voor de bezoeker ook een grote frustratie kan worden. Het is typisch weer zo’n plek waar de toerist financieel zoveel mogelijk wordt uitgeknepen. Vanaf het moment dat je arriveert, wordt je lastiggevallen door gidsen die je willen meenemen op een te dure meerdaagse trekking naar zogenaamd authentieke dorpjes waar mensen nog in traditionele kleding lopen (inclusief peniskokers). Wij weten uiteraard wel beter. Als je echt nog iets van het authentieke Papua wilt zien, moet je niet naar dit soort toeristenvallen afreizen, maar naar één van de afgelegen gebieden waar nog weinig mensen komen. En omdat dat voor ons een te dure expeditie is, besluiten we ons bezoek aan Papua hier in Manokwari voorlopig af te sluiten. Wellicht bezoeken we dit gebied nog eens, in combinatie met het land Papua Nieuw Guinea, dat op dit moment nog te onveilig is om te bezoeken. We boeken daarom twee vliegtickets met Express Air terug naar Jakarta en gelukkig kunnen we dezelfde dag nog doorvliegen naar Kuala Lumpur in Maleisië. Dit was voor ons dus voorlopig Indonesië.

 

© copyright - Babakoto.eu / 2009