Kl*te reisgidsen | |
Luang Prabang (Laos), 21 februari 2009 |
|
Vandaag staat er een magische dag op het programma, als we de reisgidsen mogen geloven tenminste. We zijn in de belangrijkste toeristenplaats van Laos: Luang Prabang. Voor dag en dauw staan we op om te bekijken hoe de honderden monniken van de stad hun bedelroute afleggen. De foto’s die we hier ooit van hebben gezien, stralen sereniteit uit. Locale mensen knielen terwijl monniken in hun oranje monnikskledij voorbij schuifelen om het gedoneerde eten in ontvangst te nemen. Gedurende onze reis door Laos hebben we dit al vaker gezien, maar het aantal monniken was daarbij beperkter. Dit schouwspel was echter zo mooi, dat we het vandaag nog wel een keer uitvergroot willen zien. Wanneer we in de buurt van de bedelroute komen, krijgen we het gevoel dat we richting een openluchtdisco lopen. Niet omdat er luide muziek klinkt, maar omdat er veel felle flikkerlichten de monniken verlichten. Toeristen verzamelen zich in groepen om de monniken heen en duwen hun camera met flits onder hun neus. De trottoirs waar de monniken behoren te lopen, worden geblokkeerd door mannen in korte broeken en vrouwen met pikante topjes. Hierdoor moeten de monniken uitwijken naar de straat. Tussen de locale gelovigen die rijst offeren, zijn westerlingen gaan zitten om ook wat eten uit te delen. Zij zitten natuurlijk niet op hun knieën, omdat de Westerse gewrichten dat niet aankunnen. Voor het gemak zijn ze maar gewoon op een krukje gaan zitten. Nu zou je kunnen denken dat deze mensen niet weten hoe het hoort, maar langs de route staan overal bordjes waar op staat dat het van dichtbij fotograferen en flitsen ongepast is evenals het offeren van voedsel terwijl je geen Boeddhist bent en niet weet hoe het hoort. Na een kwartiertje gaan we dus maar weer. Als je dit schouwspel nog een keer “echt” wilt zien, moet je in een willekeurige plaats in Laos rond zonsopkomst gaan rondlopen. Wellicht zie je maar vijftien monniken en drie gelovigen die iets offeren, maar dat kun je dan wel in alle rust zien. Na het ontbijt gaan we een dagtrip maken die in de reisgidsen als een groot hoogtepunt wordt beschreven. Met een overweldigende tocht over de Mekong, waar we de bewoners van de dorpen langs deze rivier kunnen zien goudwassen en vissen, gaan we naar de grotten van Nam Ou. De Rough Guide ziet het als hoogtepunt van deze streek en de Trotter geeft hier zijn maximale waardering van “drie trottertjes” aan. Wie wil dat nu niet, het vriendelijke dorpsleven aan de Mekong aanschouwen en dit combineren met de spirituele ervaring van heilige druipsteengrotten met prachtige stalactieten en die boordevol Boeddha’s staan. Het plezier begint bij het huren van een boot. Omdat er al vele mensen voor ons dezelfde reisgidsen hebben gelezen, weten de bootsmannen dat ze kunnen vragen wat ze willen. Een goed werkend kartel zorgt er wel voor dat er niemand voor een redelijke prijs vaart. Na het onderhandelen gaat er wel wat van de prijs af, maar voor locale begrippen kom je niet weg onder een regelrechte naaiprijs. Als de prijs is overeengekomen, gaat direct de hand open. Vooraf moet er betaald worden, zodat ze zeker weten dat we niet langer dan 45 minuten bij de grotten blijven. “Klant is koning” gaat hier al lang niet meer op. De klant is hier een vuile vaatdoek die zoveel mogelijk moet worden uitgewrongen. Volgens de reisgidsen zou een tocht van vier uur overigens ruim voldoende moeten zijn (twee uur heen, een kwartier bij het whisky dorp, drie kwartier bij de grotten en één uur terug). We slikken het dus maar allemaal. De tocht over de Mekong is niet bijzonder aantrekkelijk. We zien welgeteld twee goudwassers en één visser. Dat was dan “het vriendelijke dorpsleven langs de Mekong”. We stoppen een kwartiertje bij het “Whisky dorp” waar vrouwen af en aan zouden lopen om kruiken met water van de Mekong naar het destilleerproces te brengen. Het enige wat er werkelijk gebeurt, is dat er een groep mensen zitten te kijken hoe er whisky uit de destilleerpijp loopt. De rest van de vrouwen zit achter souvenirstalletjes om toeristen rommel aan de man te brengen. Een uur later arriveren we bij de grotten. Voordat we de boot uit stappen maken de bootsjongens nogmaals duidelijk dat we binnen drie kwartier terug moeten zijn. Daar gaan we dan. We betalen de entreeprijs van 2,50 US$ per persoon. Inflatie is hier duidelijk toegeslagen, want de reisgidsen vermelden een entreeprijs van 1 US$. De eerste grot die we zien is best leuk. Het is een grot met allerlei Boeddha beeldjes die variëren van mooi tot lelijk. Overal hangen bordjes waarmee men vraagt om donaties om de grot te kunnen onderhouden en van een serene sfeer is geen sprake. Na een kwartiertje rondkijken, gaan we naar de bovenste grot. Daarvoor moeten we een paar honderd traptreden omhoog en dat doen we op een draf, zodat we voldoende tijd overhouden om die prachtige stalactieten in ons op te kunnen nemen. Deze grot is echter geen vermelding in een reisboek waard. Ik begrijp niet hoe men kan zeggen dat deze grotten prachtige druipsteenformaties hebben. Blijkbaar zijn de betreffende schrijvers te lui geweest om de trappen op te klimmen. Ondertussen zijn ze natuurlijk met een lekkere Beer Lao (het heerlijke locale bier) op een terrasje gaan zitten om in beschonken toestand wat poëtische proza over deze grotten te verzinnen. Terwijl we wel doorhebben dat deze dagtrip weggegooid geld is, lopen we terug richting de boot. Met nog vijf minuten te gaan, lopen Edwin en mijn vader terug richting de boot en ga ik met mijn moeder nog even naar het toilet. Een Australiër komt ons briesend tegemoet gelopen. Hij zegt dat hij eigenlijk niet snapt dat hij niet gewoon achter een boom is gaan staan. Zodra we bij de toiletten aankomen, begrijpen we zijn frustratie. Ze vragen hier het vijfvoudige van datgene wat een normaal toiletbezoek kost. In een land waar vele mensen voor minder dan een dollar per dag moeten rondkomen, is het volslagen ongepast om meer dan een halve dollar (5000 Kip) te vragen voor een toiletbezoek. Met hoge nood betalen we toch maar. Terwijl mijn moeder nog op het toilet zit, maak ik een overzichtsfoto van de toiletten. Zodra ik nog een detail foto wil maken van de donatiebox, wordt de toiletjuffrouw onrustig. Ze haalt het 5000 Kip bordje weg, dat voor een ander bordje blijkt te staan. Op dat andere bordje staat dat er een vrijwillige donatie wordt gevraagd voor het gebruik van het toilet die gebruikt wordt voor het onderhoud van de grotten. Als ik aangeef dat ik toch een foto wil maken, komt er één van haar zoons aanlopen. Hij grist beide bordjes bij elkaar en gooit deze in het toilethokje dat hij met een hangslot afsluit. Als ik hem op de foto wil zetten sluit hij zichzelf op in het andere WC hokje. Hij wil duidelijk niet dat deze streken wereldkundig worden. Het is natuurlijk ook niet netjes om een 5000 Kip bordje neer te zetten als er Westerlingen een sanitaire stop komen maken terwijl men aan locale mensen om een willekeurige donatie vraagt. Al datgene dat ze zo extra verdienen, gaat rechtstreeks in hun eigen zakken en daar kunnen de grotten naar fluiten. Wederom blijkt maar weer dat plaatsen die worden overspoeld met toeristen hun charme en vriendelijkheid vaak verliezen. In heel Laos hebben we het prima naar ons zin gehad. De mensen zijn hier wat meer gesloten dan in Cambodja, maar over het algemeen wel erg netjes en vriendelijk. Tijdens deze supertoeristische dag hebben we de Laotianen op geen vriendelijkheid kunnen betrappen. Als we door het kleine oponthoud door het toiletincident een paar minuten te laat bij de boot aankomen, staan de gezichten van de bootjongens op onweer. Ze behandelen ons niet alleen als oud vuil, maar zo zien ze ons blijkbaar ook. Ze balen er zichtbaar enorm van dat ze niet wat eerder van ons af zijn. Ze liggen duidelijk liever een paar minuten langer in hun hangmat dan ons het gevoel te geven dat ze met plezier hun dikbetaalde werk doen. Maar uiteindelijk doen zij hun werk wel! Dat kan van de schrijvers van die reisgidsen niet worden gezegd! © copyright - Babakoto.eu / 2009 |