Racisten | |
Mindelo (Cape Verde), 18 november 2006 |
|
Je kent ze wel, de veelal West Afrikaanse mannen met een prachtig glimmend gebit, typische Afrikaanse klederdracht en behangen met een scala aan producten waar veel winkels jaloers op zouden zijn. Of je nu op zoek bent naar een horloge, een zonnebril of houtsnijwerk, alles kan geleverd worden uit voorraad. Vroeger hadden we wel respect voor dit soort mannen. Ze proberen in ieder geval nog een bestaan op te bouwen in een land waar armoede vaak troef is. Vaak staan ze met hun hele hebben en houden de gehele godganse dag in de brandende zon om wat geld bij elkaar te sprokkelen. En dat terwijl de lokale bevolking meestal onder een boom ligt te wachten tot de dag weer voorbij is. Die commerciële drive kunnen we wel waarderen.
Langzaam maar zeker beginnen we ons vaker aan deze mannen te irriteren. We zijn nog steeds van mening dat iedereen het recht heeft zijn eigen boterham te verdienen. Ze moeten ons echter niet het leven zuur gaan maken. Als je op een strand in Zuid Frankrijk ligt waar duizenden andere toeristen zijn, kom je redelijk makkelijk van deze mannen af. Voor ons duizend anderen potentiële klanten zeg maar. Als je echter in Mindelo op de Kaapverdische eilanden rondloopt, ben je bij wijze van spreken de enige loopse teef in een overvolle hondenkennel. En dat is niet comfortabel. Daarnaast is de assertiviteit en vooral ook brutaliteit die we in de westerse wereld de afgelopen jaren hebben zien opkomen, overgewaaid naar Afrika. Het valt tegenwoordig niet meer mee om de mannen af te wimpelen. Een duidelijke “nee” is niet meer voldoende. Sterker nog, een vriendelijke en respectvolle “nee” wordt geïnterpreteerd als een uitnodiging om het gehele assortiment tentoon te stellen. Zolang je loopt valt het overigens nog wel mee. Je versnelt gewoon je looppas iets waardoor de met kilo’s behangen verkoper moet afhaken. Deze strategie gaat overigens niet op als je in een park op een bankje zit, tenzij je jezelf telkens wilt laten wegjagen als er een verkoper in de buurt komt. De strategie om netjes in gesprek te treden met de verkoper is ook niet altijd succesvol. Doen alsof je de taal niet spreekt werkt tegenwoordig ook niet meer. Deze mannen spreken namelijk over het algemeen vlot drie of vier talen. Daarnaast kunnen ze anders wel even een collega-verkoper bellen met hun hypermodern mobieltje. Er is er altijd wel ééntje in de buurt die jouw taal spreekt. Tja, de tijden zijn veranderd. We krijgen ze ook niet uitgelegd dat we gewoon niet geïnteresseerd zijn in de producten die ze in het assortiment hebben en die eerder op die dag al door plenty andere verkopers zijn aangeboden. We willen helemaal geen houtsnijwerk voor tien euro. Ook niet als de prijs binnen een minuut is gedaald naar drie euro. Ze snappen ook niet dat je niet onderhandelt: “Dit is Afrika, hier dien je te onderhandelen over de prijs” is een steevast argument. Natuurlijk weten we dat we moeten onderhandelen in Afrika, maar niet over producten die we niet willen. Zelfs niet voor niks. Al met al hebben we de afgelopen jaren veel verkopers en bijbehorende verkoopstrategieën gezien. Gisteren is er daar één bijgekomen waaraan we een slecht gevoel hebben overgehouden. We hopen dat dit niet het begin is van een nieuwe trend. Zoals gewoonlijk begon het gesprek op een vriendelijke toon en waren we uiteraard de grootste vrienden van de verkoper. Toen we echter bleven vasthouden aan het feit dat we niets willen kopen, zelfs niet nadat hij een gratis cadeau had aangeboden namens de inwoners van Kaapverdië, nam het gesprek een onverwachte wending. “Jullie zijn racisten!” klonk het ineens uit zijn mond. Volgens hem zouden we niets willen kopen omdat hij een andere kleur heeft. We zijn opgestaan en weggelopen, niet voordat we hem nog even hebben uitgelegd dat je met dit soort argumenten helemaal niets zult verkopen. We zijn vervolgens terug gelopen naar ons hotel. De zin voor die dag was over. |