Engels | Nederlands
Phu Quoc, een tropisch paradijs
Long Beach (Vietnam), 28 augustus 2009

Het Vietnamese eiland Phu Quoc heeft alles wat je van een tropisch eiland mag verwachten. Witte zandstranden met wuivende palmen, een emerald blauwe zee en kleine vissersdorpjes waar de laatste decennia niets lijkt te zijn veranderd. Phu Quoc ligt in het uiterste zuidwesten van Vietnam, enkele uren per boot uit de kust. Als je de kaart van de regio bekijkt denk je in eerste instantie dat het om een Cambodjaans eiland gaat gezien het feit dat het dichter bij Cambodja dan bij Vietnam ligt. Niets is echter minder waar. In 1949 is Phu Quoc door de voormalige kolonisator Frankrijk toebedeeld aan Vietnam als onderdeel van de formele annexatie van de Mekong delta.

Op dit moment is Phu Quoc nog heerlijk onontwikkeld. De toeristenindustrie is nog maar beperkt op gang gekomen, er zijn nog geen grootschalige bouwprojecten en de meeste wegen op het eiland zijn nog onverhard. Er zijn een aantal brede gravelpaden die de uithoeken van het eiland ontsluiten en daarnaast is er natuurlijk een uitgebreid netwerk van smalle motorpaden. Ondanks dat er nog relatief weinig reizigers naar deze uithoek van Vietnam komen, is er wel al een breed scala van accommodatie beschikbaar. Van goedkopere “low key” strand resorts die simpele bungalows aanbieden op of nabij het strand, tot vijfsterren resorts waarbij het aan niets ontbreekt. Ook het reizen van en naar Phu Quoc is tegenwoordig simpel. Er zijn meerdere snelle bootverbindingen per dag met het vaste land, en voor de reiziger met iets minder tijd zijn er momenteel zes vluchten per propellervliegtuig per dag van en naar Ho Chi Min Stad.

Ivonne op het Long Beach strand van Phu Quoc Eiland
 

Wij zijn per boot van het stadje Rach Gia naar Phu Quoc gereisd. Het haventje waar de boot aankomt, ligt echter precies aan de andere kant van het eiland dan waar de meeste accommodatie zich bevindt. Maar gelukkig wordt de boot opgewacht door hordes taxichauffeurs, minibuschauffeurs en motortaxi’s die allen een ritje proberen te scoren. We worden al snel aangesproken door een minibuschauffeur die ons voor € 2,- per persoon naar het twintig kilometer verderop gelegen Long Beach wil brengen, het gebied waar wij graag willen verblijven. Uiteraard weet hij ook een resort waar de bungalows tussen de US$ 10,- (€ 7,15) en US$ 15,- (€ 10,70) per bungalow per nacht kosten. We spreken met hem af om er een kijkje te gaan nemen, maar dat als het niet naar ons zin is, we vrij zijn om een ander resort te kiezen. We delen het minibusje overigens met twee Duitse meiden die ook gebruik maken van deze dienst.

Als we bij het resort arriveren, komen we al snel tot de conclusie dat het een prima plek is. De bungalows zijn simpel, maar schoon. Airconditioning en warm water zijn er niet, maar beide hebben we ook niet nodig. Het weer is warm genoeg om af en toe te genieten van een verfrissende douche en door de zeebries is het ’s nachts niet te heet om niet te kunnen slapen. De bungalows zijn mooi in een schaduwrijke tuin gelegen op ongeveer 10 seconden lopen van het prachtige strand. Nadat we ons rugzakken in de bungalow hebben gezet en even in de hangmatten hebben gelegen die op het terrasje van onze US$ 12,- (= € 8,50) zijn opgehangen, is het tijd geworden voor de lunch. We nemen plaats aan een tafeltje in het strandrestaurant van het resort, vanwaar we een formidabel zicht hebben op de emerald blauwe zee van de Thaise golf. Her en er dobberen een paar kleine vissersbootjes met mannen erop, die met een klein en simpel net wat vissen proberen te vangen. Ook het eten blijkt een prima prijs-kwaliteitverhouding te hebben. Twee heerlijke curry’s boordevol groente en vis, samen met twee borden rijst en een fles water kost ons nog geen US$ 7,- (= € 5,-). Terwijl we van de omgeving genieten verandert het weer. Donkere wolken pakken zich samen boven het eiland en de emerald blauwe kleur van het water verandert in een donkere onheilspellende kleur. Het duurt dan ook niet lang voordat een verkoelende middagbui uit de hemel klettert. Een uurtje later klaart het echter weer op en keert het paradijselijke plaatje weer terug.

Met de motor op pad door de binnenlanden van het eiland
 
We zijn vooral naar Phu Quoc gekomen om te relaxen, lekker wat te lezen, om van de prachtige omgeving te genieten en ook om nog wat aan onze website te werken. Uiteraard willen we ook wat van het eiland zien en besluiten we om voor een dag een motor met automatische versnelling te huren om het eiland te verkennen. Officieel heb je voor dit soort 125 cc motorfietsen in de westerse wereld een rijbewijs nodig, maar niet hier. Maar aangezien het verkeer op het eiland zeer beperkt is en omdat je door de staat van de wegen toch niet hard kunt rijden, besluiten we om zonder motorervaring op het scheurijzer te stappen. We rijden naar het noordelijke deel van het eiland, maar door de beperkte wegbewijzering rijden we regelmatig verkeerd. De lokale mensen zijn echter zo vriendelijk dat ze regelmatig komen vragen of ze ons kunnen helpen als ze zien dat we weer verdwaast op ons beperkte landkaartje staan te kijken. Het eiland is beperkt qua omvang, dus verdwalen is nooit een groot probleem. Sterker nog, verdwalen zorgt er soms voor dat je op onverwachte plekken uitkomt zoals prachtige verlaten stranden of kleine pittoreske vissersdorpjes.

Halverwege de dag is het tijd geworden om de tank bij te vullen. Maar zoals verwacht zijn er in dit deel van het eiland geen tankstations. Echter, in dit soort landen is voor alles een oplossing aanwezig. Ieder dorpje heeft wel een familie die wat geld probeert bij te verdienen door in literflessen benzine aan te bieden aan voorbijkomende motorrijders. Dit soort plaatsen herken je aan een tafeltje lang de kant van de weg, waar een aantal van dat soort flessen op staan. Vaak zijn het de oude glazen literflessen van Coca Cola. We tanken twee liter benzine, betalen natuurlijk een iets of wat geïnflateerde prijs en hervatten onze rit. De prachtige rode gravelpaden voeren ons langs prachtige witte stranden, door kleine dorpjes, door dichte bossen en door verschillende kuddes koeien die over de paden zwerven. Ons plan is vervolgens om langs de Oostkust weer af te zakken naar het centrum van het eiland. Na echter negen kilometer gereden te hebben begrijpen we waarom dit pad niet meer op de nieuwste kaarten staat. We arriveren bij een klein ravijntje waarvan de houten brug die ooit het ravijn overspande, al enkele jaren geleden is ingestort. Er rest ons dus niets anders dan terug te rijden en op zoek te gaan naar een ander pad dat ons terug moet brengen naar de bewoonde wereld.


Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us