Engels | Nederlands
Uncle Tan’s, jungle paradijs of semi-zoo?
Kota Kinabalu (Malaysia), 28 juni 2009

Uncle Tan’s (www.uncletan.com) is een begrip in Sabah. Het is de plek in dit deel van Maleisisch Borneo waar veel toeristen naartoe reizen om nog echt het junglegevoel te krijgen, maar vooral ook om de Orang-oetangs nog in het wild te kunnen zien. Het junglekamp is gelokaliseerd aan de Sungai Kinabatangan rivier. De meeste toeristen die besluiten om een aantal dagen op dit kamp door te brengen zijn budgetreizigers. De accommodatie is namelijk erg simpel en daardoor ook goedkoper dan de duurdere jungle-resorts die verder stroomafwaarts aan de rivier liggen. We hebben besloten ook een aantal dagen door te gaan brengen op dit kamp.

Een Orang-Oetan langs de oever van de Sungai Kinabatangan rivier
 

Het is hoogseizoen, dus we hebben enkele dagen van tevoren een reservering moeten maken om er zeker van te zijn dat we een plaats hebben op het kamp. Om één uur op de eerste dag van het driedaagse programma moeten we aanwezig zijn op de ‘operations base’ van Uncle Tan nabij de stad Sandakan. Bij het inchecken moeten we een papiertje ondertekenen waarmee we verklaren dat we ons ervan bewust zijn dat het om heel simpele accommodatie gaat en dat er absoluut geen sprake is van een resort of spa. Als alle gasten zijn gearriveerd en hebben kunnen genieten van een simpel maar lekker lunchbuffet krijgen we een briefing over de activiteiten die ons te wachten staan de komende dagen. Zoals verwacht zijn alle deelnemers zogenaamde ‘backpackers’, en zijn wij samen met nog één ander stel de oudste van de groep. Onze groep bestaat uit vijftien personen en om half drie in de middag worden we in een busje en jeep geladen voor de twee uur durende rit naar het junglekamp. Het eerste uur gaat over de verharde weg, waarna we afslaan en de rit vervolgen over een gravelpad. Het pad behoort tot een uitgebreid netwerk van paden die toegang geeft tot alle uithoeken van een enorme palmolie plantage, waar Sabah tegenwoordig vol mee ligt. Tijdens onze eerste busrit in Sabah, enkele dagen eerder van Semporna naar Sandakan, zagen we waar we al zo bang voor waren. Ook in Sabah is het grootste deel van de bossen verdwenen en vervangen door uitgestrekte palmolieplantages. Wanneer je door de heuvels van Sabah rijdt en links en rechts alleen nog maar palmolieplantages ziet, besef je pas wat voor een ramp hier heeft plaatsgevonden. Borneo dient niet meer te worden geassocieerd met uitgestrekte jungles, maar heeft zich ‘ontwikkeld’ tot één van ’s werelds grootste producenten van palmolie. Na een uur over het gravelpad te hebben gereden stoppen we bij een aanlegsteiger bij een rivier. We vragen ons af of dit al de Sungai Kinabatangan rivier is, want we hebben de palmolieplantages nog niet achter ons gelaten. Als één van de medewerkers van Uncle Tan ons vervolgens verteld dat het kamp op twee minuten varen van deze plek is, beginnen we ons zorgen te maken. Wordt dit een verblijf in de jungle, of in de palmolieplantage?

We stappen met z’n allen in twee gereedliggende bootjes en voordat we naar het kamp worden gebracht krijgen we nog een korte boottocht door de ‘jungle’ om naar wilde dieren te zoeken. Al snel begrijpen we hoe de ‘jungle’ hier in elkaar zit. Langs beide oevers van de rivier staat nog een dun strookje jungle waarin de dieren zich hebben teruggetrokken. Op sommige plaatsen is de rij bomen, zonder overdrijven, gereduceerd tot één rij. Tussen de bomen door zie je vaak de palmbomen van de achterliggende palmolieplantages liggen. We hoeven nog geen twee minuten te varen voordat we het eerst wildlife spotten. Een groep Neusapen (Proboscis Monkeys) zit hoog in de boom, maar is desondanks goed te zien vanaf de rivier. Kort daarna varen we terug naar het kamp. Het kamp is inderdaad simpel van opzet. Er staan zes houten deurloze huisjes op palen. Elk huisje is ongeveer zes bij drie meter, en bevat drie dunne tweepersoons matrassen met daarboven een klamboe. We delen het huisje dus met vier andere mensen, in ons geval met een Deens koppel en twee Oostenrijkse meiden. Achter in het kamp staat een gebouwtje waarin de vier wc’s zich bevinden. Douches zijn er niet, dus degene die zich wil wassen, dient zich terug te trekken met een emmer water in één van de wc-hokjes. Het water is overigens bruin van kleur; het wordt namelijk uit de rivier gepompt. Vlak bij de rivier staat een groter open gebouwtje met daarin houten picknicktafels dat dienst doet als eetruimte. In totaal zijn er ongeveer dertig toeristen aanwezig in het kamp. Na het dinerbuffet, dat wederom simpel maar goed te eten is, dienen we ons op te maken voor de nachtsafari per boot. Maar nog geen vijf minuten nadat we zijn vertrokken dienen we terug te keren naar het kamp. Het is namelijk zo hard gaan regen dat het varen over de rivier alles behalve leuk is geworden.

Een Harlekijn Kikker tijdens de nachtsafari
 

De tweede dag van het driedaagse programma is de enige dag dat we de gehele dag in de ‘jungle’ verblijven. Vroeg in de ochtend gaan we wederom op bootsafari. Opnieuw schrikken we van het feit dat er van jungle eigenlijk geen sprake meer is. Doordat de dieren nog maar een beperkt aantal rijen bomen hebben waarin ze kunnen verblijven, is de dichtheid van dieren groot. Zonder veel moeite zien we onder andere Orang-oetans, Neusapen, Borneo gibbons, Makaakapen, Otters en drie verschillende soorten Neushoornvogels (Maleisische Jaarvogel, Zwarte Neushoornvogel en de Bonte Neushoornvogel). In de middag hebben we een junglewandeling waarbij de gids het één en ander vertelt over de flora en fauna in het bos. Na het avondeten vertrekken we voor een nachtwandeling. We leggen in ruim twee uur maar tweehonderd meter af, maar zien desondanks spectaculaire dingen. We zien onder andere verschillende kikkers, waaronder de spectaculaire Harlekijn Boomkikker (Harlequin Tree Frog), prachtige en kleurrijke insecten en voor ons als hoogtepunt de slapende Kap Pitta (Hooded Pitta) en de Rood-rug Trogon (Scarlet Rumped Trogon). Om half twaalf zijn we terug van de nachtsafari en duiken we voldaan in onze lakenzak.

De laatste ochtend van ons verblijf hebben we wederom een bootsafari. En evenals de bootsafari van de dag ervoor zien we veel. Al snel spotten we weer Orang-oetans en hebben we het geluk om een Ooievaarssnavel IJsvogel (Stork-billed Kingfisher) van dichtbij te zien. Verder zien we onder andere nog een Afrikaanse Slangenhalsvogel (Oriental Darter), een Witbuik-Zeearend (White-bellied Sea-Eagle) en hebben we een prachtig zicht op de grandioze Rhinoceros Neushoornvogel. Nadat we weer zijn gearriveerd op het kamp nuttigen we het ontbijt en maken we ons op voor de terugkeer naar de bewoonde wereld. Om tien uur varen we terug naar de aanlegsteiger waar we worden opgewacht door vier jeeps die de groep terug moet brengen naar de operations base van Uncle Tan’s in Sandakan. Met gemengde gevoelens kijken we terug op ons verblijf bij Uncle Tan’s. Enerzijds is het spectaculair dat je in zo’n korte tijd zoveel prachtige dieren kunt zien en alleen dat al is de moeite waard om te gaan. Aan de andere kant is het depressief om te zien dat je eigenlijk niet meer mag spreken van jungle. De dieren hebben zich noodgedwongen terug moeten trekken in de paar rijen bomen die nog langs de rivier staan. De omringende palmolie plantages doen dienst als natuurlijke omheining waardoor de dieren gemakkelijk te zien zijn. Hoe je het beste een verblijf bij Uncle Tan’s kunt omschrijven? ‘Kamperen in een semi-dierentuin’ is waarschijnlijk de beste omschrijving. Helaas maar waar …

zie ook de korte video over Uncle Tan's


Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us