Engels | Nederlands
Reizen door Zuid-Laos
Vientiane (Laos), 18 februari 2009

Dit artikel is geschreven door Franka, de moeder van Ivonne

Op 10 februari 2009 liepen we bij het grensplaatsje Veun Kham de Cambodjaanse - Laotiaanse grens over. In deze reisrichting is er geen visa-on-arrival beschikbaar, dus hadden we dit al in Bangkok geregeld. Na de gebruikelijke formaliteiten stapten we in een busje, dat ons naar Don Khong (= het eiland Khong) zou brengen. Nu moet je niet denken dat dit traject van 30 km snel kan worden afgelegd: er moet namelijk een keer worden overgestapt in een andere bus met een lange wachttijd.

Don Khong is het grootste eiland in de Mekong. Het ligt in het district Siphadone, wat Laotiaans is voor “de vierduizend eilanden”. Het is er zeer rustig. Je ziet veel rijstvelden, die er in het droge seizoen echter troosteloos bruin bijliggen. Op een klein oppervlak zagen we gelukkig toch nog iets van het productieproces van rijst. De rijstplantjes staan in eerste instantie heel dicht op elkaar in het water. Als de juiste grootte is bereikt, worden ze eruit getrokken en in bosjes bij elkaar gebonden. Vervolgens nemen vrouwen zo’n bosje mee naar een ander deel van het rijstveld, om de plantjes daar op de juiste afstand uit te planten. Wanneer de rijst is geoogst, laat men deze vaak drogen langs de kant van de weg op een zeil.

Per fiets het eiland Don Khong verkennen
 

Wij fietsten door het zuidelijke deel van het eiland, een rit van ongeveer anderhalf uur. Er ligt een goede asfaltweg en overal kun je fietsen huren. Je komt voorbij diverse kleine tempels, waar dikwijls ook houten paalwoningen voor de monniken zijn gebouwd. De oranje gewaden zie je veelal over de balustraden hangen. We overnachtten in een sfeervol pension in Ban Kong. Het was een oud, houten koloniaal gebouw met een grote veranda. Hier konden we heerlijk zitten om wat te kletsen, schrijven of te lezen. Je kunt er ontbijten en de was laten doen.

Na Don Khong reisden we met de lokale bus naar Pakse. Hier komen veel toeristen, die van hieruit naar alle windstreken verder reizen. Als je “de reras “( = de bedelronde van monniken in de vroege ochtend ) wilt zien, is dit plaatsje zeer geschikt. Hier wonen namelijk veel monniken en “de reras” in dit stadje is relatief onbekend bij toeristen. De meeste willen dit gebeuren in Luang Prabang meemaken. Vanuit Pakse reisden we noordwaarts over route nummer 13. We zaten in een lokale bus, die volgepropt was. Zelfs het dak had men volgeladen met honderden trossen bananen. Ongelofelijk! Het gangpad werd gebruikt om onder andere balen rijst te vervoeren en toen er geen zitplaatsen meer beschikbaar waren, zette men kleine plastic krukjes neer, waarop de passagiers konden gaan zitten.

Via Thakhek en Vieng Kham, waar we moesten overstappen, kwamen we aan op onze bestemming: Ban Na Hin. ( coördinaten: N 18° 11.797 E 104° 31.095 ) Dit kleine dorpje temidden van karstgebergte ligt op 170 m hoogte. We verbleven in een leuk pension, waar alle voorzieningen aanwezig waren. Er is een Nationaal Park, waar je vrij rond zou mogen lopen. We wilden hier gaan wandelen en vogels spotten. Dit pakte echter anders uit. We werden namelijk tijdens onze eerste verkenningstocht tegengehouden. We moesten betalen en er moest een lokale gids mee. Een paar maanden is er een Australiër in dit park verdwaald. Hij is maar op het nippertje van de dood gered nadat hij al was aangevreten door vleesetende hagedissen. Een lokale gids zou voor ons geen probleem zijn, als hij/zij iets zou toevoegen met betrekking tot het vogelspotten. Dit was echter niet het geval. Een fikse tegenvaller! We hebben daarom op een dag bij het pension twee motoren met bestuurder gehuurd, die ons acht kilometer verderop afzetten. Hier hebben we met z’n viertjes een mooie jungletrekking gedaan. Er stonden nog diverse grote oude bomen. Maar helaas, ook tijdens deze trekking zagen we diep in het woud een grote stapel planken liggen, klaar voor vervoer.

Heerlijke kip te koop in de lokale bus ... wie durft?
 
Het hoogtepunt was het spotten van de Speckled Piculet: een prachtig, grappig vogeltje, dat onder de familie van de spechten valt. Bijzonder leuk in deze omgeving is een zeven en een halve kilometer lange ondergrondse rivier, die bevaarbaar is. Je kunt er bootjes met bootsmannen huren. Vooral in het droge seizoen is het raadzaam om een hoofdlampje en een paar teenslippers mee te nemen. De waterstand in de rivier is in deze tijd laag, zodat je regelmatig een stukje door het ondiepe water moet lopen, terwijl de bootsmannen de boot vooruit sjorren. Door de sterke stroming zijn gewone slippers minder geschikt.
In de grot, waardoor deze rivier stroomt, is het pikdonker. De lichtbundels van de hoofdlampen, die de bootsmannen dragen, toveren de meest spannende silhouetten op de rotswanden: echt spooky! Onderweg stap je uit om via een steile trap bij een verlicht gedeelte uit te komen. Hier zie je prachtige druipsteenformaties en natuurlijk is ook hier een tempeltje, waar door lokale mensen kaarsjes worden ontstoken. Al met al: een aanrader van de eerste categorie! Na ons verblijf in Ban Na Hin zijn we per lokale bus naar de hoofdstad Vientiane gereisd.

Tot slot: het viel ons op, dat wij tijdens onze busritten vanaf het zuiden van Laos tot Vientiane weinig mooie natuur hebben gezien. Er was geen mooi bos en vanwege het droge seizoen waren de rijstvelden bruin. Het was echter bijzonder leuk, dat tijdens de tussenstops, lokale vrouwen de bus in kwamen, om hun koopwaar aan te prijzen, zoals kleefrijst in mandjes, banaan, kip tussen bamboestokjes geklemd, ananas en zelfs vis! Er was onderweg dus genoeg te beleven.


Go back to home pageGo to Articles sectionGo to Columns sectionGo to Photos sectionGo to countries sectionGo to weblog sectionGo to about us