Vol goede moed lieten we het hectische verkeer van de Iraakse stad Sulaymaniyah achter ons en reden we de droge vlakte op, op weg naar de grens met Iran. Tussen het Koerdische gedeelte van Irak en Iran zijn twee grensposten die open zijn voor buitenlanders; de grens bij Haji Omaran en de grens bij Penjwin. De grensovergang bij Haji Omaran ligt echter op ruim 1800 meter hoogte, en om eventuele problemen door sneeuwval te voorkomen, kozen we voor de zuidelijke overgang bij Penjwin. De rit van ongeveer 100 kilometer van Sulaymaniyah tot de grens voerde in eerste instantie door redelijk vlak gebied, maar de laatste 30 kilometers gingen behoorlijk omhoog. Op ongeveer 1200 meter hoogte ligt het dorpje Penjwin, en enkele kilometers verderop de grenspost met Iran.
We hadden een aantal weken eerder al een email gestuurd naar de Iraanse Automobielclub om voor de zekerheid te vragen of deze grens, voor buitenlanders die met een voertuig reizen, open is. We hebben een Carnet de Passage (soort internationaal erkend paspoort voor de auto) en die wordt ook erkend door Iran. Het antwoord was zoals verwacht; de grens bij Penjwin is een zogenaamde ‘allowed’ (toegestane) grens. De grenspost aan de Iraakse zijde is een beetje chaotisch en onduidelijk. Normaal gesproken zijn grensposten streng geregelde processen waar je doorheen geleid wordt zonder dat je de kans krijgt van het proces af te wijken. Hier is dat heel anders. De grenspost aan Iraakse zijde is eigenlijk een groot terrein met heel veel gebouwtjes en loketten waar je zelf je weg moet zien te vinden. We reden in eerste instantie al iets te ver door, waardoor we al bijna aan de Iraanse grenspost stonden zonder ook maar door iemand te zijn tegengehouden. Een beambte bij de laatste poort wees ons echter terug.
|
We werden uiteindelijk via via naar de immigratiepost gedirigeerd om ons uit Irak te laten stempelen. Tevens werd een scan van onze Iraakse autopapieren gemaakt, die we aan de Turks-Iraakse grens hadden gekregen en die we goed moesten bewaren. Dat ging allemaal voorspoedig en een kwartier later sprongen we weer in onze jeep om wederom naar het hek rijden om Irak te verlaten. Maar het bleek al snel dat we nog niet klaar waren. We moesten nog naar het ‘salon’ loket, een loket waar reizigers met een auto hun voertuig moeten laten uitklaren. Het was echter lunchtijd, dus drie kwartier later sloten we aan in een chaotische rij wachtenden. Een aantal Engels sprekende Iraniërs, die ook stonden te wachten, schoten ons te hulp en dirigeerden ons naar voren om als eerste geholpen te worden. Onze Iraakse autopapieren werden ingenomen en de beambte vroeg nog een keer voor de zekerheid of we de juiste papieren hadden om Iran binnen te komen. ‘Ja, die hebben we’ antwoordden we resoluut. We kregen een papiertje wat uiteindelijk het lot bleek te zijn om Irak te verlaten.
We passeerden het hek, waar we al twee keer eerder terug werden gestuurd, en slalomden tussen de wachtende vrachtwagens door naar de Iraanse grenspost, enkele honderden meters verderop. We werden hartelijk door de Iraanse grensbeambten ontvangen en de immigratie stempelden ons binnen voordat we het goed en wel door hadden. ‘Welkom in Iran’ werd ons toegeroepen. We lieten blijken dat we met de auto zijn, en de immigratiebeambte dirigeerde ons naar een klein kantoortje waar we eveneens vriendelijk werden ontvangen. Toen we vertelden dat we uit Nederland komen, zwijmelde de beambte ‘bloemen’, terwijl hij een zaligmakende glimlach op zijn gezicht kreeg. Ons paspoorten, autopapieren en de Carnet de Passage (autopaspoort) werden in ontvangst genomen en een aantal mannen begonnen van kantoortje naar kantoortje te lopen. Na een kwartiertje werden we aan de telefoon geroepen in één van de kantoortjes waar we een goed Engelssprekende Iraanse man aan de lijn kregen.
|
De man was kort van stof: “jullie kunnen bij deze grenspost niet met de auto passeren”. Hij vervolgde: “Er is geen overeenkomst tussen Irak en Iran voor de tijdelijke import van buitenlandse auto’s, dus mogen bij deze grenspost geen auto’s met een buitenlands kenteken de grens over worden genomen”. Het feit dat we een Carnet de Passage hebben, verandert niets aan het verhaal, vertelt hij. We moeten maar terugrijden via Irak naar Turkije, en dan daar de grens met Iran oversteken bij Bazargan (1200 kilometer). De conclusie is heel simpel: we staan vast tussen twee grensposten! Sterker nog, we zijn ook nog ons Iraans visum kwijt, want wij zijn als personen al binnen gestempeld. Alleen onze jeep niet. Daarnaast is het maar de vraag of we in Irak geaccepteerd worden, want we kregen bij de Turks-Iraakse grens maar met moeite toestemming om de auto het land mee in te nemen zonder de papieren of een borg achter te laten bij de grens van binnenkomst. We kregen het even Spaans benauwd.
Maar we hadden nog hoop. We hadden immers bij de Iraanse Automobielclub vooraf geïnformeerd of we hier de grens mogen oversteken. En dat kon, werd ons destijds gemaild. We lieten de beambten de email zien, maar de naam van de persoon zei hen niets. Daarnaast hadden we geen telefoonnummer van de betreffende persoon bij de Iraanse Automobielclub, waardoor we hem niet konden bellen. “Stuur hem maar een email en vraag daarin naar zijn telefoonnummer” werd ons geadviseerd door de beambten. Maar dat was geen optie, aangezien er geen draadloos internet beschikbaar was. Ook werd het lumineuze idee door de beambten geopperd om onze jeep op een vrachtwagen naar Bazargan (Turks-Iraanse grens) te laten vervoeren, en hem daar in te klaren. Alsof we het budget van Bill Gates hebben! Onze strategie was om te blijven zitten en sip te kijken, met onze Carnet de Passage in de hand. Ivonne dacht aan een oude wijsheid onder vrouwelijke reizigers voor als je in de puree zit. Laat een traantje rollen, en nieuwe deuren gaan open. Het werkte. De telefoon werd opnieuw opgepakt en de nog steeds uitermate vriendelijke beambten (maar zonder beslissingsbevoegdheid) zochten opnieuw contact met de ‘manager’. Er werden kopieën gemaakt van al onze documenten, en één van de beambten vertrok richting het kantoor van de manager. Om ons te troosten werd thee en koekjes geserveerd.
Twintig minuten later kwam de beambte terug met de verlossende woorden. In gebrekkig Engels zei hij: “het komt goed”. De Carnet de Passage werd weer in ontvangst genomen en men startte een poging om het document juist in te vullen. Dat lukte niet helemaal, maar we deden niet al teveel pogingen om de beambten te instrueren. Stempels werden her en der gezet, en we kregen zelfs het telefoonnummer van één van de beambten mee, voor in geval van nood. Er werd ons wel geadviseerd het land via de grenspost Bazargan (met Turkije) te verlaten, omdat dat de gangbare grenspost is om auto’s in en uit te voeren. Dat advies nemen we uiteraard ter harte. “You can go to Iran now”, werd er gezegd, waarna we hartelijk werden uitgezwaaid. Vermoeid van de stress reden we de resterende 17 kilometer naar Marivan, aan het prachtige Zarivar Meer. De conclusie was duidelijk; de rit van Turkije naar Iran, via het noorden van Irak blijft voor reizigers met een voertuig een onzekere kwestie. Je hebt een gezonde dosis geluk, en vooral heel veel goodwill van de beambten bij de verschillende grenzen nodig, om er succesvol doorheen te komen met je voertuig. Het ons gelukt, maar we gaan het zeker niet nog een keer proberen!
|