Engels | Nederlands |
|
Stereo gejank vanaf de achterbank | |
Ketembe (Indonesia), 14 juni 2008 |
|
Vandaag staat een lange rit door het hart van de streek Atjeh (Indonesië) op het programma. Om 09.00 uur melden we ons op het busstation van het stadje Takengon in het noordelijke deel van de Gayo Hooglanden. We hebben twee stoelen gereserveerd in een minibusje van het type “Mitsubishi uit de jaren 80”. Dit busje zou in Europa al lang op de schrothoop zijn belandt, maar hier in Indonesië worden ze nog dagelijks gebruikt voor ritten over de smalle en bochtige bergweggetjes. Nadat ons busje nog een keer op de krik is gezet voor een doorsmeerbeurt, worden alle passagiers ingeladen en vertrekken we voor de rit naar Ketembe. Al snel verlaten we het stadje Takengon en scheuren we de bergen in. Ons busje is voorzien van geblindeerde ramen, uitgebreide ‘striping’ en brede brandjes met glimmende velgen. Met andere woorden, we rijden in een echt Johnnie-busje. Het gevolg is wel dat we in iedere bocht de spatborden over de te brede banden horen schuren. Voor de chauffeur is dat niet zo’n probleem; hij zet de radio gewoon iets harder. Uit de boxen gilt het hoge en schelle stemgeluid van lokale zangeressen. Dit type muziek, die wordt vergezeld met elektronische synthesizerdeuntjes, is uitermate populair in dit deel van de wereld. Wij hebben deze geluidsterreur inmiddels een naam gegeven: ‘kopstem-FM’. Wij zijn overigens niet de enigen die deze muziek moeilijk kunnen verdragen. Langs ons in het busje zit namelijk een jongen die regelmatig zijn vingers in zijn oren steekt als er weer een kopstem-FM nummer uit de boxen schalt. |
|
Motor-rickshaws op het busstation van Takengon |
|
De voorste rij in het busje wordt bezet door de chauffeur en twee medepassagiers. De drie mannen kunnen zonder twijfel als rookverslaafden worden aangemerkt. Binnen tien minuten nadat een sigaret is opgerookt, wordt de volgende alweer aangestoken. De stank van de rook wordt overigens regelmatig verdreven door de poeplucht die over onze schouder, vanuit de bank achter ons, ons reukorgaan bereikt. De bank achter ons wordt bezet door een familie met drie kinderen, waarvan een babytweeling die nog niet zindelijk is. Na ruim drie uur rijden vindt onze chauffeur dat het tijd is voor een eet- en rustpauze. Wij gebruiken deze tijd ook even om onze benen te strekken en wat frisse lucht op te snuiven. Op dezelfde rustplaats nemen ook twee andere busjes, van hetzelfde bedrijf en met dezelfde bestemming, hun pauze. Het gevolg is dat we na een korte pauze van een half uurtje, tegelijkertijd met de twee andere busjes onze reis vervolgen. De eerste drie uren van de rit door de bergen hebben in het teken gestaan van stijgen. Vanaf nu gaan we dalen. De chauffeurs van de drie busjes hebben het idee dat ze in de rally van Atjeh zijn beland. Ze willen niet voor elkaar onder doen en proberen op zo’n hoog mogelijke snelheid af te dalen. Ons busje is duidelijk in het nadeel. Omdat de passagiers van ons busje veel bagage meesjouwen, is het dak van ons busje volgestouwd met zakken rijst, grote dozen en uiteraard onze rugzakken. Dit nadeel hebben de andere busjes niet. In eerste instantie rijdt ons busje voorop en manoeuvreert onze chauffeur ons als een volleerde rallyrijder over de smalle en bochtige bergweggetjes. De wegen zijn te smal om veilig in te kunnen halen en ook het laten passeren van een tegenligger is bij deze snelheid geen makkie. Het zicht in de vaak scherpe bochten is nihil, maar door een keer op de claxon te drukken gaat onze chauffeur er gemakshalve maar vanuit dat een eventuele tegenligger plaats maakt. | |
Niet alleen uit onze mini-bus werd gekotst |
|
Ook in de dorpjes wordt de snelheid niet verminderd. Luid toeterend scheuren de busjes de dorpjes in en stuiven de kippen en eenden net op tijd weg om niet overreden te worden. De twee andere busjes beginnen meer en meer op de achterbumper van ons busje te drukken. Door de bagage op het dak kan onze chauffeur de koppositie niet vasthouden en is hij genoodzaakt de andere snelheidsduivels voorbij te laten. Maar dat betekent niet dat onze chauffeur zich gewonnen geeft. Hij probeert direct weer in de slipstream aan te haken. Op het moment dat hij toch terrein dreigt te verliezen, zet hij zijn geheime wapen in. Om zowel de rem als het gas te kunnen bedienen in de bochten, trekt hij de handrem van het busje aan op het moment dat we een bocht naderen. Piepend en knarsend gaat ons ‘jaren 80’ busje vervolgens de bocht in waarna het busje zich al snel vult met de penetrante lucht van verbrande remvoering. De afdaaltechnieken van onze chauffeur worden het gezinnetje op de bank achter ons, iets te veel. Luid hoorbaar begint de moeder en het oudste kind over te geven. Even kijkt de chauffeur verschrikt achterom, om te zien of de bekleding van zijn busje niet wordt ondergekotst. Als hij ziet dat de ‘overgevers’ hun hoofden veilig buiten het raam hebben gestoken, is hij gerustgesteld en vervolgd hij de achtervolging. Ook wij kijken regelmatig achterom om te zien of onze rugzakken door de rijstijl niet van het busje afvallen.
Terwijl kopstem-FM nog steeds uit de boxen schalt, heeft de babytweeling er schijnbaar genoeg van. Beiden zetten het op een huilen. Stereo gejank vanaf de achterbank, zeg maar. Op dat moment kijkt Ivonne me aan en vraagt: “hoe lang is het eigenlijk nog?”. “Nog zes uur…”, antwoord ik. “Ach ja, dat is de charme van het reizen”, zegt Ivonne, waarmee alles is gezegd. |