Geef mij maar Nasi-goreng | |
Poso (Indonesia), 19 september 2008 |
|
Het is half acht in de morgen en met de taxi rijden we het Petobo busstation op van de stad Palu, in centraal Sulawesi. We kijken elkaar verbaasd aan en vragen de chauffeur voor de zekerheid of dit wel het juiste busstation is. Het busstation is namelijk uitgestorven. Er staat niet één bus. En dat is vreemd, zeker rond deze tijd van de dag. De chauffeur verzekert ons echter dat dit het juiste busstation is en rijdt met de taxi een keer rond om te kijken waar hij ons zal droppen. Uiteindelijk worden we afgezet bij een klein kantoortje. En inderdaad, als we heel goed kijken zien we op een oud vervallen bordje boven de deur, de naam “Wuasa” staan, onze bestemming van vandaag. We pakken onze rugzakken uit de taxi en nemen afscheid van de chauffeur. Wuasa is een klein dorpje in het Lore Lindu Nationale Park, en één van de verschillende uitvalbases om het park te bezoeken. In het kantoortje zit een meisje van een jaar of veertien die achteraf blijkt, het buskantoortje runt. Ze verzekert ons dat er om tien uur een jeep naar Wuasa vertrekt, tenminste als er voldoende passagiers zijn. We besluiten om te wachten en nemen plaats op een paar stoeltjes in een hoek van het kantoortje. Een kwartiertje later krijgen we gezelschap van een al wat oudere man. We schatten zijn leeftijd op zeventig jaar en hij introduceert zichzelf als “Wito”. De man spreekt verbazingwekkend goed Engels en ontpopt zich al snel als een bijzonder vriendelijke persoon. Al snel blijkt dat Wito geen passagier is, maar iemand die in een gebouw van de overheid ergens op het terrein van het busstation woont. Hij heeft een vrouw, kinderen en zelfs kleinkinderen, maar die schijnen ergens op Java te wonen. We praten over koetjes en kalfjes, maar het gesprek krijgt een interessante wending als de voormalige president Soekarno ter sprake komt. Soekarno was een legergeneraal die Indonesië uiteindelijk naar de onafhankelijkheid heeft geleid in het jaar 1949, nadat de Nederlanders waren buiten getrapt. Hij werd vervolgens de eerste president van onafhankelijk Indonesië en heeft het land vervolgens jaren met ijzeren vuist geregeerd. De democratie, voor zover daar al sprake van was, werd om zeep geholpen en zijn manier van regeren werd gekenmerkt door machtsmisbruik, geweldplegingen, mismanagement, confrontaties met buurlanden en zelfverrijking, waarbij het leger altijd een essentiële bondgenoot was. Dit duurde voort tot 1965, toen een toenmalige andere generaal, Soeharto, het genoeg vond. Hij leidde een militaire coup om de macht over te nemen, maar ontpopte zich vervolgens als een dictator die nog vele malen erger en vooral gewelddadiger was dan Soekarno. |
|
Het inladen van de jeep die ons naar Wuasa zal brengen |
|
Soekarno, die inmiddels is overleden, is nog steeds erg populair in Indonesië. Mensen schijnen te zijn vergeten wat hij het land en haar bevolking heeft aangedaan en zien hem vooral als nationalistische leider die Indonesië haar onafhankelijkheid heeft gebracht. Vanwege die heldenrol destijds, leeft hij op een positieve manier voort in de gedachten van veel Indonesiërs. Ook Wito is een aanhanger van Soekarno. Zijn geloof in hem gaat zelfs zo ver, dat hij het weigert om te geloven dat Soekarno overleden is. Sterker nog, Wito zegt zelfs dat hij Soekarno ruim een maand gelden nog heeft ontmoet, hier in Palu. Ongetwijfeld is dit één van de redenen voor Wito om in Palu te blijven wonen, ver verwijderd van zijn familie op Java. Wito verteld ons vervolgens ook dat Soekarno vroeger, toen hij nog president van Indonesië was, regelmatig een bezoek bracht aan Palu. Het verhaal doet de ronde dat hij op één van zijn vluchten van Jakarta naar Palu, een stad in het oerwoud van Sulawesi zag liggen, die nog groter was dan New York. Soekarno gaf de piloot de opdracht een landing te maken in deze stad om er een kijkje te gaan nemen. De stad scheen over een enorme rijkdom te beschikken door de winning van zogenaamd “steel wood” (letterlijk: Staalhout), een waardevolle grondstof voor de bouwindustrie. Sinds dit verhaal de ronde doet hebben vele volgelingen geprobeerd de stad te vinden, maar dat is tot op heden nog door niemand gelukt. Vervolgens krijgen we de vraag voorgelegd wie de baas van de Verenigde Naties is. “Ban-Ki-Moon, de Koreaan”, antwoorden we in koor. “Nee, dat is de secretaris-generaal en niet de president” zegt Wito stellig. We vertellen Wito vervolgens dat we denken dat de VN geen president heeft, maar die mening wordt niet gedeeld. Een machtige organisatie als de VN moet een president hebben, en er is volgens Wito maar één persoon die dat kan zijn: Soekarno. “Nog een bewijs dat Soekarno nog leeft”, zegt Wito met sprankelende ogen. We zijn overrompeld door deze theorie en weten even niet wat te zeggen. Enkele seconden later worden we gered door een voorrijdende jeep. Het is de jeep die ons naar Wuasa gaat rijden. We laden onze rugzakken in de jeep en nemen afscheid van Wito. |
|
Ivonne en Wito |
|
Drie uur later arriveren we in Wuasa. Het dorpje is niet veel anders dan een lang gestrekte rij huizen langs een landweggetje. Het pension van onze keuze is vol, omdat er een toergroep van vogelspotters is ingetrokken. Die verdomde vogelspotters ook altijd, zeggen we nog tegen elkaar terwijl we op zoek gaan naar het enige andere pensionnetje in Wuasa. Het andere pensionnetje heeft nog een kamer vrij, maar vraagt een prijs waarmee we niet akkoord willen gaan. De prijzen zijn erg geflatteerd omdat de vraag naar kamers het aanbod overtreft, vanwege het feit dat het dorp erg populair is bij rijke westerse vogelspotters die voor een korte vogelspot-vakantie naar dit deel van de wereld afreizen en veel geld willen besteden aan het zien van zoveel mogelijk vogelsoorten. Misschien zijn wederom weer iets te principieel, maar besluiten de veel te dure kamer niet te nemen en terug te reizen naar Palu. We hebben geen zin om als melkkoe gebruikt te worden. Daar is het park ons gewoonweg niet bijzonder genoeg voor. We nemen een strategische plaats in langs de kant van de weg, in de hoop op vervoer terug naar Palu. Er is echter maar weinig verkeer in dit deel van Sulawesi, maar na ruim een half uur wachten wordt ons geduld beloond. Een wit minibusje stopt voor onze neus, maar als we een blik in het busje werpen lijkt deze al stampvol te zitten. Maar nu werkt de neiging van Indonesiërs om busjes nog voller dan vol te proppen een keer in ons voordeel. De passagiers worden nog verder op elkaar geperst waardoor er nog twee ‘plaatsen’ vrijkomen op de achterste bank. De overige passagiers vinden het hilarisch om te zien hoe een kerel van twee meter lengte zich een positie probeert te verwerven op de achterste bank. Nadat we op onze plaats zijn gearriveerd komt het busje weer langzaam in beweging. Het Mitsubishi busje is veel te zwaar beladen waardoor we tergend langzaam de bergweggetjes op kruipen richting Palu. Het mag de pret echter niet drukken. De passagiers hebben het prima naar hun zin, en dat wordt alleen maar versterkt nu er ook nog twee buitenlanders in het busje hebben plaatsgenomen. Nadat we hebben verteld dat we uit Nederland komen, begint de chauffeur in zijn dashboardkastje te grabbelen. Enkele seconden later haalt hij er een cassettebandje uit die hij met een brede grijns op zijn gezicht in de autoradio stopt. Al snel schalt er uit de krakende luidsprekers van het busje (in het Nederlands): Geef mij maar Nasi-goreng … Nog nooit hebben we van dit liedje gehoord in Nederland, maar hier schijnt het een grote hit te zijn (geweest). De handen van de passagiers gaan op elkaar, en ondanks het feit dat ze de taal niet spreken, zingen ze de tekst in het Nederlands mee. De tegenvaller vanwege het feit dat we het Lore Lindu Nationale park niet gaan zien, is hiermee snel weggespoeld. Uiteindelijk wordt deze dag, ondanks de tegenvaller, toch één van onze leukste dagen in Sulawesi tot nu toe. © copyright - Babakoto.eu / 2008 |