Engels | Nederlands |
|
Wandelen in Ladakh, het land van de hoge passen | |
Leh (India), 22 september 2007 |
|
Ons initiële plan was om een wandeling (trekking) te doen in het noorden van Pakistan. De trekking naar het basiskamp van de K2 staat al lang en hoog op ons verlanglijstje. Echter, door de aanblijvende onrust in Pakistan gedurende de zomer van 2007, hebben we besloten die wens voorlopig uit te stellen en Pakistan te verlaten. We zochten dus naar een alternatief. Uiteindelijk is dat een trekking geworden in het uiterste noordwesten van India, in de streek Ladakh om precies te zijn. In eerste instantie lijkt deze omgeving veel minder spectaculair. Je wandelt hier immers niet tussen pieken van meer dan 8000 meter hoogte zoals in Pakistan. Maar er is iets anders wat het wandelen in Ladakh speciaal maakt. De naam zegt het al: “het land van de hoge passen”. Ladakh is uitermate hoog gelegen waardoor bijna alle wandelingen in dit gebied als “high altitude” trekkings (hoge hoogte wandelingen) kunnen worden aangemerkt. De wandeling die wij bijvoorbeeld hebben gemaakt was bijna continue boven de 4500 meter hoogte, met zelfs enkele passen van ruim 5400 meter hoogte. Als je dan beseft dat bijvoorbeeld de Mont Blanc in Europa maar ruim 4800 meter hoog is, besef je pas echt op welke hoogte je wandelt. |
|
Prachtig zicht op de 6394 meter hoge Kang Yissay vanaf Gongmaru La. |
|
Het schrikt veel mensen af om op deze hoogte een inspanning te gaan doen. Op zich is enige zorg reëel, omdat hoogteziekte fataal kan zijn. Een goede acclimatisatie is daarom essentieel. Wij zijn de twee weken voor de trekking in Leh geweest (ruim 3500 meter hoogte) wat als een goede acclimatisatie wordt gezien. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat je tijdens de trekking niet te snel naar hele grote hoogte gaat, maar dat je dat in een aantal dagen doet. Ten alle tijden geldt overigens: bij symptomen van hoogteziekte moet je nooit verder omhoog klimmen, maar bij voorkeur weer iets dalen. Sommige mensen kiezen ervoor om medicijnen te nemen tegen hoogteziekte, maar dat kan echter gevaarlijk zijn. Deze medicijnen onderdrukken de symptomen, maar nemen niet de echte ziekte weg. De werkelijke hoogte van de passen en de kampeerplaatsen schijnt overigens bij niemand echt bekend te zijn. De wandelkaarten geven tegenstellende hoogtes en ook de gidsen geven geen overtuigend uitsluitsel. Vandaar dat wij tijdens de trekking hebben vertrouwd op de “waarheid” van onze GPS. Deze gaf aan dat tijdens onze trekking de hoogste pas de “Yalung La” (5445 meter) was en onze hoogste kampeerplaats “Gyamsumdo” (5163 meter). Meer dan een heel lichte hoofdpijn als symptoom van de hoogteziekte hebben we niet gehad tijdens de trekking. Wij hebben gekozen voor een wandeling van twaalf dagen, startend in Shang (anderhalf uren rijden ten zuiden van Leh) en eindigend bij het meer “Tso Moriri”. Deze trekking heeft eigenlijk twee gezichten. De eerste vier dagen werden gekenmerkt door ruige pieken en smalle valleien. Vanaf het plaatsje Rumtse werd dat anders. De ruige pieken maakten plaats voor een glooiend landschap en de valleien werden breder en uitgestrekter. Voor beide gedeelten geldt overigens dat de begroeiing minimaal is. De enige begroeiing van betekenis zijn wat struiken (maximaal kniehoogte) en wat gras in de buurt van de riviertjes en beekjes. De grasvlakten worden overigens veelvuldig opgezocht door nomaden om er hun kuddes vee (schapen, geiten, yaks) te kunnen laten grazen. De kleur van het landschap varieert overigens per locatie en per uur van de dag. Het is werkelijk een schitterend landschap om in te lopen. | |
Yaks nemen een bad in het "Tso Moriri" meer. |
|
In principe is de wandeling voor iedereen te doen, als je maar enigszins fit bent en belangrijker nog, mentaal bereid bent deze uitdaging aan te gaan. Het is ook belangrijk te beseffen in welk seizoen je de wandeling gaat maken. Door het enorme aantal toeristen in het hoogseizoen (half juni tot en met augustus), ben je in dit seizoen één van de (hele) velen. We hebben zelfs vernomen dat het in het hoogseizoen moeilijk kan zijn een kampeerplaats te vinden op één van de aangewezen campings op de wandelroutes. Het gaat zelfs zo ver dat trekkingorganisaties in het hoogseizoen een extra gids meesturen met de groepen, die elke dag vooruit “rent” om een plaats veilig te stellen op de volgende camping. In het hoogseizoen heb je dus de reële kans in colonnes over de wandelpaden te lopen. Wij hebben de trekking gedaan in de periode van 9 september tot en met 20 september. Gedurende de gehele trekking hebben we maar twee andere groepen gezien, en stonden we op negen van de elf kampeerplaatsen alleen. Voor ons was dit de belangrijkste reden om buiten het hoogseizoen te wandelen.
Uiteraard is er ook een keerzijde aan deze medaille. Laat en vroeg in het seizoen kan het erg koud zijn. Tijdens onze trekking daalde de temperatuur ‘s-nachts tot ver onder nul (-5 tot -10 graden Celsius). Als de zon weg is (bijvoorbeeld door een wolk, berg of na zonsondergang) kan het erg koud zijn en is je slaapzak de enige comfortabele plek. Daarnaast hebben we een aantal dagen sneeuw gehad, maar dat vonden wij juist een pluspunt. De sneeuw op de bergtoppen en hoger gelegen passen, geeft een extra dimensie aan de trekking. Echter, als je niet van kou houdt, kun je beter in de periode juli/augustus gaan. Vind je een beetje kou geen probleem, dan is het wandelen aan de randen van het seizoen aan te raden. De rust van die periode is echt één van de hoogtepunten van de trekking. Een andere tip die we hebben betreft een toilettent. Voor grotere groepen is dat meestal geregeld, maar voor kleinere groepen niet. Een toilettent is een tent waar je je kunt terugtrekken als je je “boodschappen” moet doen, of als je jezelf een keer uitgebreid wilt wassen. Wij hadden die tent niet, waardoor we telkens een beschut plekje moesten vinden in de buurt van de kampeerplaats. En omdat de begroeiing (als die er al is) maximaal tot kniehoogte komt, was dat wellicht de grootste beproeving van de gehele trekking. Zie ook weblog: “Lekker trekken” |