Engels | Nederlands |
|
De tempels van Preah Khan | |
Stung Treng (Cambodia), 9 februari 2009 |
|
Preah Khan is één van de grootste tempelcomplexen van het oude Angkoriaanse rijk in Cambodja en men neemt aan dat het complex uit de negende eeuw stamt. Doordat Preah Khan moeilijk bereikbaar is, komen hier slechts zelden toeristen. Na vier mooie dagen te hebben doorgebracht in Siem Reap om daar per fiets de beroemde tempels van Angkor te bekijken, gaan we vandaag naar het afgelegen Preah Khan. Hier verwachten we de tempels voor onszelf te hebben. De weg naar Preah Khan is slecht. Meestal wordt er geadviseerd om met een motor of een vier wiel aangedreven auto te gaan, maar de chauffeur die ons vandaag gaat vervoeren heeft ons verzekerd dat zijn Toyota Camry deze klus ook kan klaren. Om 6:00 uur ’s ochtends vertrekken we in Kampong Thom. Na zo’n 20 kilometer verlaten we de verharde weg en rijden we een gravelpad op. Dit pad is van redelijk goede kwaliteit en dat past in het beeld dat onze chauffeur vooraf heeft geschetst. De eerste twee uren zullen gemakkelijk gaan, in tegenstelling tot de laatste twee uren. In deze laatste uren zal de gemiddelde snelheid niet boven de 12 kilometer per uur liggen. |
|
Zicht op de begroeide tempels van Preah Khan |
|
We rijden door een uitgestrekt gebied waar veel akkerbouw en veeteelt op kleine schaal plaatsvindt. Mensen wonen in kleine huisjes op palen. Onder deze huisjes slaapt het vee ’s nachts, maar overdag blijkt deze schaduwrijke plaats gereserveerd te zijn voor de hangmatten van de mensen die hier wonen. Overal waar we rijden worden we door zwaaiende kinderen begroet. Het is natuurlijk altijd leuk om zo spontaan te worden onthaald, maar het is vooral ook bijzonder voor de ouders van Ivonne die voor zeven weken met ons meereizen. Voordat ze naar ons toekwamen hebben we als topprioriteit aangenomen dat ze tijdens deze reis het echte Azië moeten proeven. Ze zijn er nu twee weken en in die weken zijn ze volop in Azië ondergedompeld, evenals vandaag. Overal rijden ossenkarren vol met vracht en waterbuffels blokkeren regelmatig de weg. Ook in dit landelijke gebied worden de kanten van de weg opgevuld met stalletjes om eten of drinken te verkopen. Veel mensen dragen de traditionele Khmerdoeken op hun hoofd en de typische Aziatische wikkelrokken zien we hier veel meer dan in de stedelijke gebieden van Cambodja. Wanneer we de dorpjes achter ons laten, komen we door een overwoekerd landbouwgebied. Al gauw is duidelijk waarom deze grond niet meer voor landbouwactiviteiten wordt aangewend. Er liggen landmijnen. Op verschillende plaatsen staan rode bordjes met doodshoofden om aan te geven dat er landmijnen liggen, waardoor het gekkenwerk is om van het zandpad af te gaan. Als er gestopt wordt voor een plaspauze, zoeken we dus geen beschutte plek in de bosjes, maar doen we onze behoefte aan de kant van de weg. Gelukkig is het zandpad niet druk, maar zelfs al zou er iemand langskomen dan is het nog altijd beter om plassend langs de kant van de weg te zitten dan ergens op een mijn te gaan staan. De landmijnen die in de laatste decennia door de Rode Khmer en de Vietnamezen zijn gelegd hebben al voor veel slachtoffers gezorgd. Om deze tragedie te stoppen wordt er met hulp van de internationale gemeenschap mijnenvelden opgeruimd, maar er is nog veel werk aan de winkel. De laatste 25 kilometers op de weg naar Preah Khan zijn zo slecht dat onze Toyota Camry er veel moeite voor moet doen om niet vast te komen zitten in het losse zand. Onze chauffeur is hier echter al veel vaker geweest en weet precies hoe hij moet rijden. De bodemplaat van de auto schuurt regelmatig over de grond, maar de auto blijft gewoon rijden. Drie uur en drie kwartier nadat we vanochtend in Kampong Thom vertrokken komen we in Preah Khan aan. | |
Met de hulp van een jeep komen we alsnog los |
|
Als we onze ontdekkingstocht door Preah Khan vervolgen, raken we steeds meer verbaasd over de slechte staat van dit complex. Veel bouwwerken zijn in de laatste helft van de jaren 90 vernield door plunderaars die op geavanceerde methoden de mooiste beelden en reliëfs confisqueerden. Met pneumatische hamers, graafmachines en steenzagen werden de kunstschatten uit dit complex geroofd. Hierdoor zijn vele bouwwerken ingestort en degene die nog overeind staan hebben het meeste van hun glorie verloren nadat ze ontdaan zijn van hun mooiste beelden en reliëfs. Het is triest om te zien dat een complex dat het sinds de negende eeuw meer dan 1000 jaar prima heeft uitgehouden in enkele jaren door pure hebzucht is vernield.
Na enkele uren bij Preah Khan te hebben doorgebracht beginnen we weer aan de terugreis. Het is op het heetst van de dag en het klapzand is nog zachter dan vanmorgen. Heel de auto zit van buiten en van binnen onder het stof en alle spullen in de kofferbak zijn bedekt met een dikke laag zand. Ook tijdens de terugweg probeert onze chauffeur uit alle macht om niet vast te raken in het zand, maar na ongeveer drie kwartier gaat het mis. De voorwielen beginnen te spinnen en al gauw zit de auto muurvast. Ons inziens maakt de chauffeur een inschattingsfout door de auto er vooruit uit proberen te krijgen in plaats van achteruit. Hierdoor komt de onderkant van de auto op de grond te liggen waardoor de wielen geen grip meer hebben. We kunnen nu nog zo veel duwen en takken onder de wielen leggen, maar zonder hulp komen we hier niet weg. De chauffeur blijkt dat ook te beseffen en bereidt ons mentaal voor op een flinke wachttijd in de bloedhete zon. Zonder truck of pick-up komen we hier niet weg en het volgende dorpje is nog 15 kilometer verderop. Na een korte tijd wachten hebben we echter geluk. Een grote sterke pick-up (de enige die we vandaag hebben gezien!) met daarin twee Japanners die aan de restauratie van de tempels werken komt ons te hulp. De eerste “lostrek” poging mislukt doordat het touw breekt, maar bij de tweede poging lukt het wel. Al met al hebben we maar een uur stilgestaan, maar zonder deze pick-up had het veel langer geduurd. Wanneer de pick-up ons achter zich laat, zeggen ze nog wel dat we op moeten passen om niet nogmaals vast komen te te zitten. Ook zij weten dat hulp hier moeilijk te vinden is. Gelukkig gaat de rest van de reis voorspoedig. Bij sommige stukken met veel klapzand knijpen we de billen wel even samen, maar gelukkig kunnen we gewoon blijven doorrijden. Wanneer we weer wat meer in de bewoonde wereld komen, stoppen we bij één van de straatstalletjes voor een paar glazen vers geperst suikerrietsap. Dat smaakt heerlijk na al dat stof! Zodra we terug zijn in Kampong Thom worden we al gauw omringd door een groep Cambodjaanse mannen die onze chauffeur op typisch Cambodjaanse wijze uitlachen als ze zijn stoffige auto zien. Ze komen al helemaal niet meer bij als ze op de kofferbak al onze handafdrukken zien van het duwen. Op de plaatsen waar onze zweethanden hebben geduwd, is het zand nog beter blijven plakken. De chauffeur ziet er de humor ook wel van in en lacht gezellig mee. Ook wij hebben alle reden om vrolijk te zijn. Preah Khan was minder mooi dan verwacht, maar de heen en terugreis waren topamusement van de bovenste plank. |