Engels | Nederlands |
|
Van Agartala naar Dhaka | |
Dhaka (Bangladesh), 9 februari 2008 |
|
We zijn er klaar voor. Met het visum voor Bangladesh op zak, pakken we ’s morgens op acht uur de auto-rickshaw vanuit het centrum van Agartala naar de grens van Bangladesh. Bangladesh is voor ons nog een relatief onbekend land. Er zijn maar weinig andere reizigers geweest die we gesproken hebben en daarnaast heeft Bangladesh geen echt grote bezienswaardigheden. Wat weten we dan wel? Nou, dat Bangladesh het meest dichtbevolkte land ter wereld is, enorm te leiden heeft gehad onder de cycloon Sidr, nog armer is dan India en dat de bevolking voor 83% uit moslims bestaat. Dat laatste spreekt ons wel aan aangezien we uit ervaring weten dat islamitische landen over het algemeen uitermate gastvrij zijn. We hebben er zin in. Tien minuten later arriveren we bij de grens. We bezoeken eerst de Indiase immigratiepost om een exit-stempel te halen. We informeren bij de immigratiebeambten waar we onze laatste Indiase Roepies kunnen omwisselen tegen Bangladeshi Taka’s. “Hier”, is het antwoord. Met “hier” bedoelen de beambten dat ze als bijbaantje een illegaal grenswisselkantoortje runnen. De koers die ze bieden is uiteraard om te huilen. Terwijl de koers 1,75 Taka is voor elke Indiase Rupie, bieden de beambten slechts 1,5. Onze pogingen om een betere koers te krijgen zijn tevergeefs. We geven uiteindelijk maar toe omdat we niet met onze Roepies willen we blijven zitten en omdat het maar om een klein bedrag gaat. Nadat we onze Roepies hebben overhandigd, springt één van de beambten op zijn brommer en rijdt vervolgens de vijf kilometer terug naar Agartala om daar het geld te wisselen. Ongetwijfeld tegen de koers van 1,75. Ruim twintig minuten later is hij terug en overhandigt ons de Taka’s terwijl hij ons vraagt ons mond dicht te houden over deze bijbaan, door met wijsvinger tegen zijn lippen aan te drukken. De andere beambte is inmiddels klaar met de exit-procedure waardoor we de noodzakelijke stempel in ons paspoort krijgen. We dienen nog kort even een bezoekje te brengen aan de Indiase douane, waarna we officieel India hebben verlaten. Vervolgens is het vijf minuten lopen naar de immigratiepost van Bangladesh. Hier ondergaan we dezelfde procedure. Wederom worden er een aantal grote, stoffige boeken op tafel gelegd waarin al onze paspoortgegevens worden genoteerd. Waarschijnlijk voor de kat zijn viool, maar goed, dan hebben deze mensen ook een baan. De stempel is wederom het sluitstuk van de procedure waarna we vrij zijn Bangladesh in te reizen. |
|
Zicht op Dhaka vanuit een loopbrug over de weg |
|
Als we het kantoortje van de immigratie verlaten, hebben zich al een aantal fiets-rickshawrijders bij de poort verzameld, die ons graag naar Akhaura willen brengen. Akhaura is een klein stadje op vijf kilometer van de grens waar ook een treinstation is. Vanuit daar is het vervolgens tweeëneenhalf uur met de trein naar Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Een oudere fiets-rickshawrijder vraagt met een grote grijns op zijn gezicht een bedrag van 100 Taka (= € 1,-) voor de rit naar Akhaura. Zijn lach is zo ontwapenend dat we besluiten niet te onderhandelen en de te hoge toeristenprijs te betalen. Een geluksdag voor hem, zeg maar. De rit van dertig minuten voert ons door een prachtig landschap van rijstvelden. Er heerst een heerlijke rust aangezien het meeste verkeer op deze weg uit fietsers en fiets-rickshaws bestaat. We hebben medelijden met de koeien die we zien, omdat ze in Bangladesh ongetwijfeld in de pan gaan belanden, terwijl ze een paar kilometer terug (in India) heilig zijn en dus als god in Frankrijk leven. De fiets-rickshawrijder zet ons vervolgens af bij het station van Akhaura waar we kaartjes kopen voor de trein naar Dhaka. De enige kaartjes die beschikbaar zijn, zijn kaartjes voor de staan-klasse. We kijken elkaar even aan, gezien onze mindere ervaringen in India in deze klasse. De rit is echter maar tweeëneenhalf uur, dus we gaan ervoor. We kiezen vervolgens een plekje uit op het perron om te wachten op de trein. Binnen enkele minuten hebben zich twintig mensen om ons heen verzameld, die ons ongegeneerd staan aan te gapen. | |
Met de boot over de Buriganga Rivier in Dhaka |
|
Nu wisten we al dat Bangladesh daarom bekend staat, maar als het je overkomt, is het toch wel een aparte ervaring. Alsof je een dier in een dierentuin bent, zeg maar. Elke beweging die je maakt wordt gadegeslagen en langzaam maar zeker schuifelen ze steeds dichter bij. Sommige proberen een paar woordjes Engels met je te praten, terwijl een enkeling het aandurft je een keer aan te raken. Als vervolgens een bedelaar zich naar voren wurmt om geld aan ons te vragen, wordt deze weggejaagd door “ons” publiek. Vervolgens verschijnt er een slimme sinaasappelverkoper ten tonele, die zijn winkeltje (lees: mand met sinaasappelen) tussen ons en het publiek in manoeuvreert. Zo, nu heeft hij in één klap, inmiddels dertig mensen die zijn winkeltje goed kunnen zien. De sinaasappelverkoper moet zijn plek trouwens goed verdedigen, want er zijn kapers op de kust. Als de trein het station binnen komt lopen, worden we door een vriendelijke man op sleeptouw genomen. Hij neemt ons mee naar één van de laatste wagons waar we een ruime staanplaats weten te bemachtigen. De plaats wordt echter al snel krapper omdat er verschillende jonge jongens bij ons komen staan die geïnteresseerd zijn in een praatje. De eerste indruk die we van Bangladeshi mensen hebben, is dat ze super vriendelijk en uitermate gastvrij zijn. De trein is amper op snelheid gekomen en Ivonne krijgt al een zitplaats aangeboden door een student die van Chittagong naar Dhaka reist. We praten over koetjes en kalfjes met de medepassagiers en ze vinden het prachtig dat we een bezoek brengen aan hun land. Af en toe zie je een hand met een mobiele telefoon uit de drukte verschijnen, die op een slinkse wijze een foto van ons probeert te maken. Een bewijs voor het thuisfront dat ze met buitenlanders in de trein hebben gezeten. Een jongen uit Brahmanbaria belt zelfs met zijn mobiele telefoon naar een vriend en geeft de telefoon vervolgens aan Edwin zodat zijn vriend ook even met Edwin kan kletsen.
De reis verloopt voorspoedig en na ruim twee uur rijden we de buitenwijken van Dhaka binnen. Nu merken we pas echt dat we in één van de armste landen van de wereld reizen. De pittoreske rijstvelden hebben plaatsgemaakt voor de krottenwijken van de grote stad. Mensen hebben met het afval wat ze op straat hebben gevonden, hutjes in elkaar proberen te zetten, die staan opgesteld langs het spoor. In de trein zitten de middenklasse Bangladeshi’s die met hun mobieltje nog even naar huis bellen om te melden dat ze bijna arriveren, of kammen nog even hun haar om goed voor de dag te komen. De harde werkelijkheid van een land die de eerste stappen op de ontwikkelingsladder heeft gezet, maar waarbij, zoals in India, de grootste groep mensen niet of amper van profiteert. |