De aarde gaat naar de klote!
Ketembe (Indonesie), 20 juni 2008

De aarde gaat naar de klote! Dat is een opmerking die we de afgelopen maanden regelmatig tegen elkaar hebben gemaakt. Vooral hier in Zuidoost Azië is het schrikbarend om te zien hoe de aarde beroofd wordt van al haar flora en fauna. Af en toe krijg je er de tranen van in je ogen.

Laten we eens beginnen met wat cijfers van bijvoorbeeld Indonesië, het land waarin we nu reizen. Indonesië is een typisch voorbeeld van een land waar alles fout gaat op het gebied van natuurbehoud en beheer. Ondanks dat de wereld, inclusief Indonesië, weet dat het zo niet langer kan, wordt Indonesië nog steeds op dramatisch tempo ontbost. Geschat wordt dat alleen al in Indonesië drie miljoen hectare bos (dertigduizend vierkante kilometer) per jaar verdwijnt. De flora en de fauna zijn de grote verliezers. Indonesië kent meer bedreigde diersoorten dan welk land dan ook in de wereld. Inmiddels is meer dan 70% van de Indonesische bossen verdwenen. Op het moment dat we dit schrijven verblijven we op het Indonesische eiland Sumatra, en wel in het Gunung Leuser Nationale Park. Hier is het niet veel beter. Dit park wordt gezien als één van ‘s werelds meest belangrijke biologisch beschermde natuurgebieden. Het wordt vaak beschreven als een compleet ecosysteemlaboratorium vanwege zijn gevarieerdheid aan flora en fauna. Binnen dit park is een afgebakend onderzoeksgebied aangewezen dat extra beschermd wordt. Dit gebied is ook alleen toegankelijk voor Indonesische en buitenlandse onderzoekers. Maar zelfs dit kleine stukje jungle van 450 hectare kan men niet beschermen. Onder het oog van de onderzoekers is sinds 1999, inmiddels een derde deel van het gebied ten prooi gevallen aan de illegale houtkap. Is dit te stoppen is de grote vraag. Het is een vraag waar dagelijks duizenden mensen mee bezig zijn, van vrijwilligers binnen niet-overheidsinstellingen, tot goed betaalde ambtenaren in de glazen torens van hun ministeries. Wij pretenderen absoluut niet om de oplossing te hebben, maar we willen wel een aantal belangrijke aspecten aanstippen.

De belangrijkste oorzaak van de ontbossing is de armoede van de bevolking in de betreffende landen. De mensen proberen dagelijks hun kostje bij elkaar te verdienen, en zijn daarvoor meestal afhankelijk van landbouwactiviteiten. En voor landbouwactiviteiten heb je grond nodig. Grond dat vroeger bosgrond was. Dit effect wordt jaarlijks versterkt door de (sterke) bevolkingsgroei. Hierdoor moeten steeds meer monden worden gevoed, en is er meer grond nodig om dorpen en steden te bouwen. Eigenlijk gebeurt hier hetzelfde als wat vroeger in Europa is gebeurd. Ook wij hebben de flora en fauna in Europa om zeep geholpen. Dit wordt door Zuidoost Aziaten overigens vaak als argument genoemd voor het recht dat zij hebben om ook hun bossen op te offeren voor economische groei.

Uiteraard zijn er veel natuurbeschermingsprogramma’s opgezet. De meeste westerse mensen doneren op één of andere manier aan een programma ter behoud van de natuur. Echter, vaak komen deze programma’s niet van de grond en als ze al van de grond komen, worden ze niet of slecht uitgevoerd. De belangrijkste reden daarvoor is corruptie. De meeste landen in Azië, waaronder Indonesië, zijn doordrenkt van corruptie. Hierdoor komt een groot deel van het geld, dat bedoeld is voor natuurbeschermingsprogramma’s, terecht in de zakken van corrupte politici en ander gespuis. Mocht een programma toch goed van de grond komen, dan is de continuïteit ervan constant in gevaar omdat de mensen die voor de uitvoering verantwoordelijk zijn, vaak slecht betaald worden en uiteindelijk ook ten prooi vallen aan de corrupte mensen van de houtkap. En dat is niet zo gek, want in dit soort landen is corruptie een onderdeel van het dagelijks functioneren van de samenleving.

Een ander belangrijk aspect is dat mensen in Zuidoost Azië alleen in de korte termijn denken en niet in de lange termijn. Korte termijn geld is veel zekerder en dus veel belangrijker. En ook dat is begrijpelijk in een land waar mensen weinig geld hebben. Een mooie spijkerbroek, glimmende brommer en flitsend mobieltje, zijn belangrijker dan de toekomst van de kinderen. De luxe om in de lange termijn te denken, hebben de mensen hier gewoonweg niet. Daarnaast blijft de vraag naar tropisch hardhout op de wereldmarkt een belangrijke aanjager van de houtkap. Iedereen in het westen wil wel een hardhouten tuinsetje. En erger nog, als het tuinsetje na een paar jaar in weer en wind te hebben gestaan is verkleurd, moet het vervangen worden door een nieuwe. Alleen maar wijzen naar de Aziatische landen waar de feitelijke houtkap plaatsvindt, is dus hypocriet.

De oplossing zal waarschijnlijk ergens liggen op het gebied van betaling voor het behoud van de bossen. Het moet voor landen, en vooral ook lokale bevolkingen, financieel gezien interessant worden om de bossen te laten staan. En dan bedoelen we financieel interessant op de korte termijn, en niet op de lange termijn. Je zou de productie van zuurstof, waarvoor de bossen zorgdragen, kunnen gaan waarderen. Dat zou betekenen dat de landen die goede dingen bijdragen een het milieu, waaronder dus de productie van zuurstof en het behoud van bijvoorbeeld flora en fauna, daarvoor geld gaan ontvangen ten koste van landen die het milieu belasten, bijvoorbeeld door de uitstoot van CO². Het geld dat landen als Indonesië hierdoor ontvangen zou besteed moeten worden ten behoeve van de lokale bevolking die slachtoffer is geworden van de beperking van de houtkap. Enerzijds zou dit geld gebruikt moeten worden voor korte termijn doelstellingen zoals dagelijks levensonderhoud, en anderzijds voor lange termijn investeringen (educatie, stimulering ondernemerschap, toerisme, etc) zodat mensen in de toekomst op een andere manier hun geld kunnen gaan verdienen. Corruptie blijft in dit soort landen altijd een valkuil, waardoor westerse betrokkenheid bij de besteding van het geld een vereiste is.

Maar hiermee zijn we er nog niet, want de volgende vraag loert alweer om de hoek. Wil de westerse belastingbetaler en grootste belaster van het milieu, betalen voor het behoud van de bossen in de regio’s waar hij nooit is geweest en waarschijnlijk ook nooit zal komen? Met andere woorden: wil een fabrieksarbeider die bijvoorbeeld 8-hoog woont in een buitenwijk van Parijs, meer belasting gaan betalen voor de bossen in Indonesië? Waarschijnlijk niet. En dan zien we dat de ook westerling eerder aan de korte termijn denkt dan aan de lange termijn. Wat dat betreft zijn we niets beter dan de Zuidoost Aziaten!

© copyright - Babakoto.eu / 2008