Mijn moeder denkt dat ik naar de oorlog ga
Tbilisi (Georgië), 1 juni 2014

In Georgië is in de laatste jaren een grote hoeveelheid kleinschalige pensionnetjes ontstaan. Het toerisme trekt aan en veel lokale families die een paar kamertjes over hebben, stellen die beschikbaar aan reizigers. Voor een meerprijs kun je er meestal ook ontbijten en dineren, wat een perfecte manier is om iets van de echte lokale keuken te proeven. Daarnaast worden de maaltijden aan een gezamenlijke tafel genuttigd waardoor het ook een prima manier is om met andere reizigers in gesprek te komen.


Zo ontmoeten we ook Mehmet. Mehmet is een hele bijzondere reiziger. Hij is namelijk van Turkse afkomst en reist met een rugzak. En dat is inderdaad bijzonder, want deze combinatie hebben we tijdens onze gehele reishistorie nog niet gezien. Turkse mensen houden van vakantie vieren, maar niet met de rugzak. Mehmet is een uitermate vriendelijke jongen en vertelt ons dat hij in Duitsland woont, er zelfs geboren is, maar dat hij alleen een Turks paspoort heeft. Dat klinkt ons vreemd in de oren, en als we vragen waarom hij geen Duits paspoort heeft zegt hij dat zijn ouders er nooit werk van hebben gemaakt. Het Duitse paspoort lijkt hem echter ook niet te boeien, want hij voelt zich absoluut geen Duitser. Duitsers zijn maar koude mensen en de paar Duitsers die hij goed kent, zijn de jongens waar hij van jongst af aan mee is opgegroeid. En ook met hen lijkt het niet echt te klikken.


En terwijl Mehmet de hond van de gastfamilie een aai over zijn bol geeft vervolgt hij: “Sommige mensen geloven in een multiculturele samenleving, maar die bestaat niet; wij zijn de Duitsers tot last, en zij zijn ons tot last”. In Duitsland draait alles om geld en een grote auto, is zijn mening. Een paar maanden geleden heeft hij besloten om met school te stoppen omdat iedereen er toch maar hetzelfde leert. Dat heeft geen zin volgens hem. We trekken de stoute schoenen aan en vragen Mehmet of het niet beter voor hem zou zijn om in Turkije te gaan wonen en daar een leven te gaan opbouwen in een cultuur die hem nader bij het hart ligt. Hij schudt resoluut zijn hoofd. “Ik wordt daar niet geaccepteerd omdat ik een rijke Duitse Turk ben; ze proberen me er zelfs af te zetten als ik er op vakantie ga”.


Ivonne schenkt Mehmet nog een Armeense thee in terwijl hij concludeert dat reizen een prima bezigheid is. “Reizen brengt mensen nader tot elkaar omdat ze meer inzicht in elkanders cultuur krijgen”, concludeert hij. Als hij vraagt wat ons volgende reisdoel is, noemen we Shatili aan de grens met Tjetjenië. “Kun je daar zonder problemen de grens over naar Tjetjenië?” is zijn eerstvolgende vraag. Dat weten we niet omdat we er ook geen seconde over denken om dat te doen. Mehmet zou er graag naartoe gaan, en ook het liefst naar de autonome regio met soortgelijke extremistische problemen, die er naast ligt: Dagestan. Ivonne en ik kijken elkaar vertwijfeld aan als hij zonder blikken of blozen de hoofdstad van Dagestan oplepelt (Makhashkala), terwijl hij tien minuten eerder nog aan ons vroeg of Nederland aan zee ligt. “Hij zal toch niet naar Tjetjenië of Dagestan willen om er naar een Islamitisch trainingskamp te gaan” is wat we tegelijkertijd denken. Mehmet drinkt zijn laatste slok thee uit zijn glas en staat op omdat hij zijn moeder moet gaan bellen. “Ze is bezorgd en daarom heb ik heb met haar afgesproken dat ik haar elke twee weken bel; ze denkt namelijk dat ik naar de oorlog ga”.

© copyright - Babakoto.eu / 2014