Bestemming Timor-Leste
Dili (Timor-Leste), 19 mei 2009

Eén van de landen die we graag willen bezoeken in Zuidoost Azië is Oost Timor, officieel Timor-Leste genaamd. Dit land is het jongste land van deze regio nadat het pas in 2002 onafhankelijk werd van Indonesië, na een hevige en bloedige strijd waarin veel Timorezen het leven hebben gelaten. Het gaat niet echt voorspoedig met Timor-Leste sinds haar onafhankelijkheid. Regelmatig zijn er interne onlusten en daarnaast heeft Timor-Leste de twijfelachtige eer om het armste land van Azië te zijn. Ondanks dat het land nu relatief veilig is voor reizigers, weet het nog steeds geen grote aantallen bezoekers te trekken. Het gaat om gemiddeld nog geen handje vol reizigers per dag.

We zijn gisteren naar het stadje Atambua gereisd vlak voor de grens met Timor-Leste in het oostelijke deel van Indonesisch Timor. Atambua wordt in onze reisgids omschreven als een stadje wat je beter kunt ontwijken. Er schijnen relatief veel mensen te wonen die een dubieuze rol hebben gespeeld in de tijd dat Indonesië de bezetter was van Timor-Leste en vooral ook in de periode dat het Indonesische leger zich uit Timor-Leste terugtrok nadat de beslissing was gevallen dat Timor-Leste onafhankelijk zou worden en de Verenigde Naties tussen de strijdende partijen sprong. Indonesië heeft destijds de tactiek van de verschroeide aarde toegepast onder het motto van: “als wij het niet kunnen hebben, dan zullen jullie er ook niets aan hebben”. Veel Indonesië-gezinde Timorezen die samenwerkte met de bezettende macht zijn Timor-Leste ontvlucht en hebben zich vervolgens gesetteld in en rondom Atambua. Onze reisgids schrijft tevens dat je rekening moet houden met antiwesterse sentimenten in het stadje, vooral gericht tegen de Australiërs omdat die in de ogen van de Indonesiërs een belangrijke rol hebben gespeeld in de onafhankelijkheid van Timor-Leste. Wij hebben de nacht doorgebracht in Atambua en hebben enkele uren door het stadje gewandeld. We hebben geen enkele vijandigheid gevoeld. Sterker nog, we hebben de inwoners van Atambua leren kennen als uitermate vriendelijke mensen. Er is dus wat ons betreft absoluut geen reden om Atambua te omzeilen.

Wachten aan de grens met Timor Leste tot de immigratie open gaat
 

Vanochtend staan we heel vroeg op om vandaag niet al te laat in de Dili, de hoofdstad van Timor-Leste, te arriveren. Door de aanwezigheid van een grote VN-macht en allerlei andere hulporganisaties, schijnt het niet gemakkelijk te zijn een kamer te bemachtigen in Dili. Om half zeven in de ochtend nemen we een ojek (motortaxi) voor de dertig minuten durende rit naar de grens met Timor-Leste, bij het plaatsje Motoain. De tocht is prachtig en voert ons door beboste heuvels en kleine pittoreske dorpjes. De jeugd is al op weg naar school, maar neemt uitgebreid de tijd om naar ons te roepen en te zwaaien. “Hello Mister” en “Hello Miss” wordt ons toegeschreeuwd als we met de motoren de dorpjes doorkruisen. Zelfs bij de ouderen komt een brede glimlach op het gezicht als ze twee Booleh’s (‘withuiden’ in het Indonesisch) met grote rugzakken achterop een motor voorbij zien rijden. Iets over zeven arriveren we bij de uitgestorven grenspost. De grenspost is tevens een kleine militaire basis, maar aan de activiteit te zien verwachten ze geen grensstrubbelingen op korte termijn. De enigen die er rondlopen zijn wat geiten en varkens, en een schoonmaker die het immigratiekantoortje aan het dweilen is. “Om negen uur gaat de grens open”, wordt ons verzekerd. We zetten onze rugzakken op de grond, gaan erbij zitten en zien vervolgens hoe de grenspost en militaire basis langzaam maar zeker wakker wordt.

Om kwart voor acht komen er twee jonge militairen bij ons staan om hun Engels wat te oefenen. Ze komen uit Lombok en zijn door het leger naar deze uithoek van het land gestuurd om er een jaar door te brengen, ver weg van familie en vrienden. We kletsen over koetjes en kalfjes en om iets over acht hebben we geluk. De immigratieofficier is ons goed gezind en doet zijn kantoortje bijna een uur eerder open. We krijgen de noodzakelijke stempels, schudden de hand met de militairen uit Lombok en verlaten Indonesisch grondgebied. Het is ongeveer driehonderd meter lopen naar de grenspost van Timor-Leste. Enkele geldwisselaars proberen ons er nog van te overtuigen Indonesische Rupiah’s in te wisselen voor Amerikaanse Dollars, de officiële munteenheid van óók Timor-Leste. Bij de grenspost van Timor-Leste vullen we de noodzakelijke paperassen in waarna het visum wordt afgegeven. In eerste instantie willen ze ons maar een visum voor veertien dagen geven, maar na wat gezeur, heel zielig kijken en vertellen dat je in veertien dagen Timor-Leste echt niet kunt zien, krijgen we alsnog dertig dagen.

Lopend de grans over nadat alle formaliteiten zijn afgehandeld
 

We moeten ons nog even melden bij de douane, maar we zien er schijnbaar betrouwbaar uit. Nadat we de suggestie dat we journalisten zijn hebben ontkracht, mogen we het land binnen en hoeven we de inhoud van onze rugzakken niet te laten zien. Bij een paar kleine drankstalletjes vragen we waar we het beste de bus kunnen pakken naar Dili. Men wijst in de richting van het dorpje Batugade, twee kilometer verderop gelegen. Er zou een busstationnetje moeten zijn waar regelmatig bussen vertrekken naar de hoofdstad. In tegenstelling tot Indonesië is er bijna geen verkeer aan deze zijde van de grens en daarom besluiten we om de twee kilometer naar Batugade maar te lopen. Het is nog vroeg, maar wel al bloedheet. Het zweet loopt langs alle kanten van ons lichaam. De wandeling voert ons door kleine nederzettingen van rieten huisjes en uitermate vriendelijke en goedlachse mensen. In Batugade wordt ons verteld langs de weg te gaan staan in afwachting van de bus. Nog geen twee minuten nadat we onze rugzakken op een schaduwrijke plek hebben neergezet om uit te puffen arriveert er een bus. “Dili, Dili, Dili”, wordt er door de busjongen die aan de zijkant van de bus hangt geroepen. De bus stopt, onze tassen worden op het dak gegooid en we nemen plaats op de twee laatste lege stoelen van de bus. We zijn onderweg.

Tot onze verbazing zien we dat de bus eerst nog naar de grens rijdt om passagiers af te zetten. We hadden dus net zo goed bij de grens op de bus kunnen wachten. Daarna vertrekken we echt richting Dili. De reis ontpopt zich als een tergend langzame rit. We doen ruim viereneenhalf uur over iets meer dan honderd kilometer. De bus lijkt elke paar minuten langs de weg te stoppen om passagiers en hun bagage op of af te laden. En met bagage bedoelen we niet een enkele rugzak of reistas. Zakken rijst, dozen sinaasappels, stapels brandhout en balen groente worden regelmatig op en afgeladen. De lokale reizigers worden er niet koud of warm van, omdat ze weten dat ze één dezer dagen zelf waarschijnlijk ook met hun koopwaar langs de kant van de weg staan en moeten hopen op een coulante buschauffeur. Maar niet alles zit tegen. Ongeveer een uurtje nadat we zijn vertrokken vanuit Batugade houdt de radio van de bus ermee op. Ondanks alle pogingen van de buschauffeur om zijn radio weer aan de gang te krijgen, tot en met het natlikken van de cassettebandjes toe, blijft ons het geluidsterrorisme de rest van de rit bespaard. Dili, here we come!

© copyright - Babakoto.eu / 2009