Van Zahedan naar Quetta
Quetta (Pakistan), 3 augustus 2007

We hebben de zeven uur durende bus gepakt van Kerman naar Zahedan (Zuid Oosten van Iran). Ons plan is om in Zahedan ons Indiase visum te regelen bij het Indiase Consulaat. We zouden dit eigenlijk pas in Pakistan (Islamabad) doen, maar we hebben het Indiase visum toch liever alvast op zak. Gewoon voor het geval we Pakistan hals over kop willen verlaten als de veiligheidssituatie plotseling zou veranderen. Volgens ons reisboek duurt het drie dagen om het visum geregeld te krijgen. We zullen die drie dagen overigens niet in Zahedan blijven, maar we zullen per bus vijf uur “terug reizen” naar het historische stadje Bam, wat in december 2003 is getroffen door een verwoestende aardbeving (gevolg: 26.000 doden). Althans, dit is ons plan.

Zahedan is een stoffige grensplaats aan de grens van zowel Pakistan als Afghanistan. Het is een grimmige stad en door de grote hoeveelheden drugs die door dit gebied worden gesmokkeld (van Pakistan en Afghanistan, via Iran naar Europa), is het er ook niet bepaald veilig na zonsondergang. We willen hier dan ook zo snel mogelijk weg. Het vinden van een hotel blijkt al meteen een probleem te zijn. We worden door enkele hotels meteen de deur gewezen, terwijl de sleutelkasten vol sleutels hangen. Het argument dat het hotel vol is geloven we dan ook niet. Waarschijnlijk willen ze gewoon geen buitenlanders als gast. Uiteindelijk vinden we vlak voor zonsondergang een klein hotelletje in het westen van Zahedan. Precies; dit is het meest grimmige gedeelte van de stad. Het hotel wil ons wel direct melden bij de lokale politie. De politie moet schijnbaar op de hoogte zijn van het feit dat we er verblijven. Daarnaast wil het hotel niet dat we na zonsondergang de straat op gaan. Als we dat toch willen, zal het hotel voor een escorte zorgen. Als we vragen naar de reden van al deze voorzorgsmaatregelen, verstaan we tussen het Farsi (Iraanse taal) antwoord maar één woord: Taliban. Gelukkig is er langs het hotel een klein restaurantje zodat we gelukkig de straat niet meer ophoeven.

Op we van Zahedan naar de Pakistaanse grens.
 

De volgende dag staan we vroeg op om als eerst bij het Indiase consulaat te zijn. We worden vriendelijke te woord gestaan, maar al snel blijkt dat we een probleem hebben. In verband met de vakantie van de consul gaat de aanvraag geen drie dagen duren, maar wellicht tien dagen. Aangezien ons Pakistaanse visum nog maar twaalf dagen geldig is, komen we in de situatie terecht dat we bij een kleine vertraging bij het Indiase consulaat, ons Pakistaanse visum laten verlopen. En een nieuwe Pakistaanse visum aanvragen in Iran schijnt erg moeilijk te zijn, compleet met aanbevelingsbrief van onze eigen ambassade, uit jawel het 1570 kilometer terug gelegen Teheran. Dit verkleint onze alternatieven behoorlijk, tenzij we ervoor kiezen om Pakistan geheel over te slaan en vanuit Teheran naar India te vliegen. De kosten van dit alternatief zijn erg hoog, waardoor er eigenlijk maar één alternatief overblijft, namelijk ons Indiase visum regelen in Islamabad (Pakistan).

Als we onze zorgen over de veiligheid in Islamabad kenbaar maken aan de medewerker van het Indiase consulaat (bomaanslagen als gevolg van de bestorming van de rode moskee enkele weken gelden), wuift hij die angst heel simpel weg: “Islamabad is de hoofdstad van Pakistan. Als ze (de Pakistaanse regering) die niet meer onder controle hebben, zal het land uit elkaar vallen. Dat zullen ze nooit laten gebeuren”. Dit is zijn argument om aan te geven dat Islamabad veilig is. Ondanks dat we zijn argument lariekoek vinden, zitten we een uur later toch in de taxi op weg naar de Pakistaanse grens. Aangezien we er niet zeker van kunnen zijn dat we ons Pakistaanse visum in Pakistan kunnen verlengen, kunnen we uiterlijk tot 13 augustus in Pakistan blijven. En omdat het vandaag al 1 augustus is, hebben we geen tijd te verliezen. Uit veiligheidsoverwegingen willen we de grens bij daglicht oversteken. De rit naar de grens (kleine 90 kilometer) is overigens spectaculair. Het is een dor en woest landschap waar een forse wind waait. Af en toe moet de taxi afremmen tot 30 km/uur omdat het zicht door het opwaaiende zand zeer beperkt is. We passeren nog een zwaar bewapende militaire checkpost waarbij de militairen met doeken voor hun gezicht de zandstorm proberen te trotseren. Wanneer we bij de grens aankomen is de wind iets gaan liggen waardoor we alleen wat last hebben van een stofvlaag zo af en toe. We passeren de Iraanse emigratie gemakkelijk en ook de Pakistaanse immigratie verloopt soepel. Na een kort gesprekje met de Pakistaanse douane krijgen we de ‘verlossende' woorden: “You are free now”. We zijn nu officieel in Pakistan.

Rijdend kunstwerk fungeert als bus in Quetta.
 
Na alle grensformaliteiten te hebben afgewerkt pakken we een pick-up naar het nabij gelegen Taftan, vanwaar de bussen vertrekken naar Quetta (de eerste grote stad in Pakistan). Taftan wordt ook wel eens de hel op aarde genoemd en als de hel er inderdaad zo uitziet, dan is het er niet prettig. Het is er zinderend heet, er is geen enkele begroeiing en door de straffe wind word je constant gezandstraald. We moeten twee en een half uur wachten voordat we de hel mogen verlaten. En ook dat is een hel, want de rit naar Quetta duurt twaalf uur over een hobbelige weg die elke kans op een beetje slapen tot nul reduceert. De bus vertrekt uiteindelijk om half zes in de middag, wat betekent dat we heel vroeg in de ochtend in Quetta zullen aankomen. De Volvo en Scania bussen zoals we in Iran zagen zijn vervangen door bussen van lokale makelij, maar de kwaliteit is prima.

De eerste twee uren van de rit zijn comfortabel, mede door het feit dat we nog kunnen genieten van de woeste woestijn waardoor we rijden. Af en toe passeren we een dorpje waarbij je je afvraagt waarom er überhaupt mensen wonen. Er is werkelijk niets in de wijde omgeving, alleen zand en rotsen. Als het donker wordt, hebben we nog tien uur te gaan. Slapen gaat niet, zodat we de tijd doden door wat te kletsen, pistache nootjes te eten en af en toe wat te dutten. In eens maakt de bus een noodstop waardoor onze gezichten bijna op de stoel voor ons te pletter slaan. Vlak voor de bus staat een dromedaris met haar jong verdwaast in het licht van de bus. Nadat de dromedaris en haar jong van de weg af is, rijden we verder de nacht in. We hebben trouwens een erg goede chauffeur. Hij rijdt de gehele rit van twaalf uur zonder afgelost te worden. En als je dan iemand zou vragen of dat wel veilig is, krijg je als standaard antwoord: “Mashallah” (als god het wil)!

© copyright - Babakoto.eu / 2007